GPM Verhouding en procenten

Lesweek 8

- Je herkent een verhouding
- Je beschrijft de uitwerking van een verhoudingstabel
- Je toont aan hoe je procenten moet berekenen 
Wat gaan we vandaag doen?

- Quiz: verhoudingen en tabellen
- Zelfstandig werken in Studiemeter 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesweek 8

- Je herkent een verhouding
- Je beschrijft de uitwerking van een verhoudingstabel
- Je toont aan hoe je procenten moet berekenen 
Wat gaan we vandaag doen?

- Quiz: verhoudingen en tabellen
- Zelfstandig werken in Studiemeter 

Slide 1 - Slide

Wie weet al wat een verhoudigstabel is?
A
Ik weet wat het is en kan er mee rekenen
B
Ik weet het nog een beejte
C
Ik weet wat het is
D
Ik heb geen idee

Slide 2 - Quiz

Wat is een verhouding?
A
Een verhouding is hetzelfde als een breuk.
B
Een verhouding is een kommagetal.
C
Een verhouding is een cijfer die je deelt.

Slide 3 - Quiz

Wat zijn gelijke verhoudingen?
A
3 : 5 en 12 : 20
B
3 : 5 en 10 : 6
C
10 : 6 en 20 : 10
D
12 : 20 en 3 : 4

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het woord procent?
A
een deel van iets
B
van de 100

Slide 5 - Quiz

Wat is de verhouding van ?
21
A
1 op 10
B
1 op 8
C
1 op 5
D
1 op 2

Slide 6 - Quiz

Hoeveel procent
is elk streepje?
A
10%
B
5%
C
1%
D
50%

Slide 7 - Quiz

Hoeveel procent is gekleurd?
A
100%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 8 - Quiz

Welke breuk hoort bij deze procenten?
12,5%
A
1/2
B
1/4
C
1/3
D
1/8

Slide 9 - Quiz

Hoeveel procent is 1/4?
A
20%
B
50%
C
25%
D
40%

Slide 10 - Quiz

Welke breuk hoort bij deze procenten?
50%
A
1/2
B
1/4
C
1/3
D
1/8

Slide 11 - Quiz

Verhouding omzetten in een breuk:
€60 is hoeveel procent van €240?
A
1/3
B
1/4
C
1/5
D
1/6

Slide 12 - Quiz

Hoeveel procent is 0,65?
A
6,5%
B
65%
C
0,65%
D
650%

Slide 13 - Quiz

Op zaterdag krijg je 25% korting op een camera. Deze camera kost mét korting € 555.

Hoeveel kost de camera zonder korting?
A
€ 416,25
B
€ 740
C
€ 580
D
€ 675

Slide 14 - Quiz

Voor welke aanbieding ga je?
Broek € 80,-
Nu 10% korting
of € 10,- korting.
A
10% korting
B
€ 10 korting

Slide 15 - Quiz

Stel je krijgt eerst 10% korting en dan een korting bon van 20%. hoe bereken je het dan?
A
eerste de 10%. en met het nieuwe bedrag de 20%
B
de kortingen bij elkaar optellen
C
10% van 20% is 2% dus 22% korting
D
dit kan niet.

Slide 16 - Quiz

Ik moet € 398,- betalen. Ik krijg 10% korting.
De korting is:
A
€ 398,-
B
€ 3,98
C
€ 0,39
D
€ 39,80

Slide 17 - Quiz

Uitleg behoefte van:

Slide 18 - Mind map