New interface 3 mavo Unit 4 lesson 4+5

Chapter 4 - Mavo 3 - lessons 4+5
Nakijken huiswerk van donderdag 11 april. 
Maken Unit 4 opdr 8 t/m 13 blz 15 + opdr 15 t/m 23 blz 20 t/m 29

Pak per tweetal een nakijkboekje en zorg dat de antwoorden goed in je boek staan.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapter 4 - Mavo 3 - lessons 4+5
Nakijken huiswerk van donderdag 11 april. 
Maken Unit 4 opdr 8 t/m 13 blz 15 + opdr 15 t/m 23 blz 20 t/m 29

Pak per tweetal een nakijkboekje en zorg dat de antwoorden goed in je boek staan.

Slide 1 - Slide

First things first
  •  De 2-toets van dit hoofdstuk is op maandag 2 juni het 3e uur
  • We hebben  nog máár 5 lessen.
  • Dit is het laatste hoofdstuk dat we gaan behandelen. Je hebt dus nog maar twee 2-toetsen voor Engels! Unit 4 en de lees/luistertoets in de laatste toetsweek.

Slide 2 - Slide

WILL 
Je gebruikt een vorm van     will           wanneer..

1. iets in de toekomst gaat gebeuren;
      It will be dark soon.
2. je iets spontaan besluit te gaan doen.
      Alright then, I will help you in a minute.


Slide 3 - Slide

WILL 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst


won't + WW
She won't help  me.


will + WW
Will she help me?


Slide 4 - Slide

WILL & SHALL
WILL
SHALL
Dit mag bij elk onderwerp (I, you, we, they, he, she, it) en bij elke soort zin (bevestigend, ontkennende, vragend).
Dit mag alleen bij I en we. Je mag het gebruiken bij een bevestigende of ontkennende zin, maar je moet het gebruiken in een vraagzin,

Slide 5 - Slide

To be going to
We kennen in het Engels nog een andere vorm in de toekomende tijd:

We gebruiken am/is/are + going to + hele ww om aan te geven wat iemand van plan is of wat zeker gaat gebeuren --> 
I am going to visit a friend this weekend


Slide 6 - Slide

VOORBEELD
Hele werkwoord: eat
He ............................. an apple tomorrow. (eat)
Stap 1:  kiezen tussen am, are of is. (1)
Stap 2: zet hier going to achter. (2)
Stap 3: Zet hier het hele werkwoord achter. (3)

He is(1) going to(2) eat(3) an apple tomorrow. 

Slide 7 - Slide

Future - verschil
  • Als je niet zeker weet dat iets gaat gebeuren of als iets spontaan is besloten:
       will + hele werkwoord
      The sun is shining. The snowman will melt.

  • Om een aan te geven dat je wat iemand van plan is of wat zeker zal gebeuren: (to be) going to
     I am going to the cinema this evening.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

The Passive Rule
Present Simple
am, is, are
Past Simple
was, were
+
WW+ ED
3e rijtje

Slide 10 - Slide

Passive 
Active
Passive
present simple
I do the homework.
She eats the apples.
The homework is done (by me).
The apples are eaten (by her).
werkwoord present
am/is/are + voltooid deelwoord
past simple
I did the homework.
She ate the apples.
The homework was done (by me).
The apples were eaten (by her).
werkwoord past
was/were + voltooid deelwoord
Filmpje met uitleg
klik de link

Slide 11 - Slide

 Let's continue on in our book
  •  Ga naar learnbeat Unit 4  lesson 4 blz 41 
  • We gaan beginnen met Find out opdracht 43 blz 43. We gaan deze opdrachten samen lezen. 
  • Als je klaar bent werk je verder met Vocabulary opdracht 44 +45. 
  • Uitleg grammar
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Who - Which
Fill in: who - which

Slide 14 - Slide

who - which 

Slide 15 - Slide

EXERCISE 
who/which

Slide 16 - Slide

Was he in the government ..........only lasted for six months?

Slide 17 - Open question

My great-aunt ...... died unexpectedly left me her gold ring and necklace.

Slide 18 - Open question

The spy ..... was recruited by the government moved to Russia.

Slide 19 - Open question

My sister was in a relationship ......
was not good for her.

Slide 20 - Open question

Did you light the candle .......set the whole house on fire?

Slide 21 - Open question

Comparisons

Slide 22 - Slide

Comparisons - bijvoeglijk naamwoorden

1 lettergreep: -er / -est
quick - quicker - quickest

2 lettergrepen (-le, -er, -ow, -y): -er / -est
simple - simpler - simplest
clever - cleverer - cleverest

2 lettergrepen (geen -le, -er, -ow, -y): more / most
famous - more famous - most famous

3 of meer lettergrepen:
popular - more popular - most popular
Vergelijken: ... than 

Overtreffen: the ...
I am quicker than you

I am the quickest

Slide 23 - Slide

Wow! This is by far ___ (large) house I have ever seen!

Slide 24 - Open question

That was wrong. You should be ___ (careful) in the future.

Slide 25 - Open question

Music is my ___ (big) inspiration!

Slide 26 - Open question

I am ____ (smart) my younger brother.

Slide 27 - Open question

 Let's continue on in our book
  •  Ga naar boek Unit 4 lesson 4 blz 46 
  • We gaan beginnen met Grammar opdracht 46 t/m 48
  • Als je klaar bent werk je verder met Phrases  blz 48 opdr 49+50
 HUISWERK: Maandag 26 mei 3e uur
leren vergrotende overtreffende trap + Who/Which
maken Unit lesson 4 blz 45 t/m blz 50  opdracht 44 t/m 50 
timer
10:00

Slide 28 - Slide