H2-2 DNA tot eiwit 4H

H2: Cel en leven
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2: Cel en leven

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Deel 2 Van DNA naar eiwit

Slide 3 - Slide

Doel en begrippen 
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt

nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, RNA, genetische code, aminozuur, transcriptie, translatie, mRNA, triplet, codon, coderende streng, template-/matrijsstreng, startcodon, stopcodon

Slide 4 - Slide

Dubbele helix-structuur 

Backbone van fosfaatgroep (PO4)afgewisseld met een suiker (desoxyribose)
DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 5 - Slide

Vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G (baseparing)
De ene streng is complementair aan de andere
DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 6 - Slide

Nucleotide: kleinste bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase


DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 7 - Slide

De open fosfaatkant is de 5' kant, de open suikerkant is de 3' kant van het DNA

De complementaire strengen liggen tegenovergesteld.

DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 8 - Slide

Moet je dit leren?

BINAS 71C

DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 9 - Slide

Welke nucleotiden zitten in de complementaire streng van ATGGT?

Slide 10 - Open question

Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De nucelotidevolgorde van dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.

Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren (BINAS 67H1).



Slide 11 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt -> messenger RNA (mRNA).


Slide 12 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA is enkelstrengs

mRNA heeft een ribose als suiker

mRNA heeft Uracil ipv Thymine als base

Slide 13 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen van en complementair gemaakt aan de template-/ matrijsstreng 

tegenover de A wordt een U ingebouwd


Slide 14 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
Het mRNA is dus een 'kopie' van de ándere (complementaire) DNA streng: de coderende streng.

Slide 15 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
mRNA wordt afgelezen vanaf de 3' kant naar de 5' kant.

Het wordt opgebouwd vanaf de 5' kant naar de 3' kant.
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 16 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
Moet je dit leren?

BINAS 71E
3'
3'
3'
5'
5'
5'

Slide 17 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Het mRNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).

Slide 18 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.


Slide 19 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Bij het aflezen van mRNA is de afleesrichting belangrijk!

mRNA wordt afgelezen van 5' naar 3' 

Slide 20 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Per triplet (codon) wordt een aminozuur aan een keten gebouwd tot er een stopcodon is.

Slide 21 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Moet je dit leren?

71J

Slide 22 - Slide

Welke stopcodons zijn er?

Slide 23 - Open question

Transcriptie en translatie

Slide 24 - Slide

Opgave 

Slide 25 - Slide

Opgave
TTG- TCC- AAG- AAT- CCG-TAA matrijsstreng

Slide 26 - Slide

Opgave

Slide 27 - Slide

Opgave
TTG- TCC- AAG- AAT- CCG-TAA matrijsstreng

AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU mRNA
(officieel weet je niet waar het aflezen begint!!)

Slide 28 - Slide

Opgave 

Slide 29 - Slide

Opgave 
AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU (mRNA)

Geen AUG: geen startcodon
Geen UAA, UAG, UGA: geen stopcodon

Kijk ook van rechts naar links! De afleesrichting is niet bekend

Slide 30 - Slide

Opgave 

Slide 31 - Slide

Opgave 
AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU (mRNA)

Asp- Arg-   Phe-Leu -Gly  -Ile      (polypeptide)

Uitgaande van afleesrichting links -> rechts.

Slide 32 - Slide

Van polypeptideketen naar eiwit
Ribosomen zitten soms vrij in het cytoplasma, soms vast aan ruw endoplasmatisch reticulum.

Vrije ribosomen maken eiwitten die in het grondplasma actief zijn.

Aminozuurketens die door ribosomen worden gemaakt die aan het rer vast zitten komen meteen in het RER.

Slide 33 - Slide

Van polypeptideketen naar eiwit
De werking van eiwitten hangt nauw samen met de vorm ervan.
De vorm is afhankelijk van de vouwing van een eiwit.
In het RER vind de eiwitvouwing plaats.
Ook wordt deze gecontroleerd om te voorkomen dat verkeerd werkende eiwitten in het lichaam terecht komen.

Slide 34 - Slide

Van polypeptideketen naar eiwit
In het RER krijgt het eiwit ook een adreslabel: waar moet het precies naar toe?

Als het eiwit klaar is wordt een blaasje afgesnoerd en dit wordt gefuseerd met het golgisysteem.
Nu zit het eiwit in het golgisysteem. 

Slide 35 - Slide

Van polypeptideketen naar eiwit
Het golgisysteem verpakt de eiwitten voor de definitieve bestemming:
  • Lysosomen (blaasje in de cel met een enzym)
  • Transportblaasje (voor transport naar buiten de cel)
  • Transportblaasje (membraan eiwitten)

BRON 18

Slide 36 - Slide

Celdifferentiatie
Afhankelijk van het type cel worden andere mRNA moleculen gemaakt en dus andere eiwitten geproduceerd.

Bij mutaties (veranderingen) in het DNA worden de eiwitten meestal anders: andere werking.

Slide 37 - Slide

Doel en begrippen 
Je leert hoe een cel, aan de hand van DNA, eigen eiwitten maakt

nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, RNA, genetische code, aminozuur, transcriptie, translatie, mRNA, triplet, codon, coderende streng, template-/matrijsstreng, startcodon, stopcodon

Slide 38 - Slide

Huiswerk
Bestudeer paragraaf 2 van H2

Slide 39 - Slide