202505021 H1f

H1f
woens- & vrijdag
21 & 23 mei 2025

Uur 7 & 8
13:45 - 15:15
Uur 6
13:00 - 13:45

Nederlands
Planning:
  • Woord vd week (10 min)
  • Herhaling (25 min)
  • Opdrachten (25 min)
  • Schrijfschrift (35 min)
  • Toets (40 min)
Onderwerp:
  • Hoofdstuk 2
  • Lezen
  • Voorbereiding toets
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

H1f
woens- & vrijdag
21 & 23 mei 2025

Uur 7 & 8
13:45 - 15:15
Uur 6
13:00 - 13:45

Nederlands
Planning:
  • Woord vd week (10 min)
  • Herhaling (25 min)
  • Opdrachten (25 min)
  • Schrijfschrift (35 min)
  • Toets (40 min)
Onderwerp:
  • Hoofdstuk 2
  • Lezen
  • Voorbereiding toets

Slide 1 - Slide

woord 
van de week

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

herhaling

Slide 7 - Slide

Stof voor de toets H2 lezen: vrijdag 23 mei 2025
Doelen van de les:
  • Ik kan de leesstrategieën verkennend en nauwkeurig lezen toepassen
  • Ik kan de titel en tussenkopjes herkennen 
  • Ik kan het onderwerp en deelonderwerp benoemen 
  • Ik kan alinea’s herkennen 
  • Ik weet wat feiten en meningen zijn 
  • Ik kan feiten en meningen herkennen
  • Ik kan de moeilijkewoordenwijzer toepassen
  • Ik kan het opsommend tekstverband herkennen

Slide 8 - Slide

Titel
Laatste alinea
Eerste alinea
Tussenkop
Bron
Afbeelding

Slide 9 - Drag question

Doel:
  • Ik kan de leesstrategieën verkennend en nauwkeurig lezen toepassen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Leesstrategieën:
verkennend lezen            &             nauwkeurig lezen
De tekst bekijken voor een eerste indruk, scannen.
De eerste en laatste alinea lezen.
Tussenkopjes lezen.
Afbeeldingen bekijken.
De bron (info onder de tekst) lezen.
Je wilt de tekst helemaal begrijpen en weten wat erin staat.
De tekst aandachtig, zin voor zin, lezen.
Je achterhaalt de betekenis van moeilijke woorden.
Je zoekt verbanden in de tekst.
Je stelt vast wat het belangrijkste in de tekst is.

Slide 13 - Drag question

Doel:
  • Ik kan de titel en tussenkopjes herkennen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Doel:
  • Ik kan het onderwerp en deelonderwerp benoemen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Doel:
  • Ik kan alinea’s herkennen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Doel:
  • Ik weet wat feiten en meningen zijn 
  • Ik kan feiten en meningen herkennen

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

 feiten                            &                          meningen
Vaak getallen, data, statistieken of metingen.
Iets wat echt is gebeurd.
Iets waar bewijs voor is.
Iets dat je kunt controleren.
Iets wat werkelijk zo is.
Opinie, opvatting.
Volgens mij, ik vind, in mijn optiek.
Kan verschillen per persoon.
Standpunt, oordeel.
Wat je ergens van vindt.

Slide 22 - Drag question

 feiten                            &                          meningen
Het Zuid-West College heeft al 6 jaar op een rij 100% geslaagden.
Nederlands is een kernvak.
Het ZWC is in Den Haag.
Mevrouw Sinke is directeur.
Het Zuid-West College is een school.
Ik vind het ZWC een leuke school.
Volgens mij heeft het ZWC de meeste nationaliteiten op school.
Nederlands is een stom vak.
Mevrouw Sinke is een goede directeur.
De leerlingen op het ZWC zijn lief.

Slide 23 - Drag question

Doel:
  • Ik kan de moeilijkewoordenwijzer toepassen

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

De betekenis van                        is:
Je kunt het woord afleiden uit de zinnen.
Er staat bijvoorbeeld:
- een omschrijving
-
- een voorbeeld
- een woord met een                           betekenis
- een zin die je op een idee brengt
context
context
belangrijk?
woordenboek
tegengestelde
een synoniem

Slide 27 - Drag question

Doel:
  • Ik kan het opsommend tekstverband herkennen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

opdrachten

Slide 31 - Slide

Ga naar de online methode en maak:
  • paragraaf 2.3
  • opdrachten 17, 18, 19, 20 en 21

Slide 32 - Slide

schrijfschrift

Slide 33 - Slide

Schrijven
  • projectschrift
  • opdracht 1: stel jezelf voor in 300 woorden.
  • opdracht 2: wat zou je doen met 1 miljoen?
    (schrijf een verhaal van min. 500 woorden, let op: titel, tussenkopjes, alinea's, etc.)
  • Tijd over? Illustreer je verhaal!

Slide 34 - Slide

toets

Slide 35 - Slide

Succes!

Slide 36 - Slide

Dankjewel!

Tot de volgende les!
Fijne dag!

Slide 37 - Slide