Kader 3: Grammar 9: Present simple & Present Continuous

Present Simple
&
Present Continuous
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Present Simple
&
Present Continuous

Slide 1 - Slide

Lesson Goals
At the end of the lesson you:
know what the present simple is.
know what the present continous is.
know when to use the simple/continous form.
know what state verbs are.

Slide 2 - Slide

De present simple gebruik je om feiten, gewoonten, dingen die we regelmatig doen en  stative ww te  bespreken. Maar welke van deze zinnen gaan over feiten, gewoonten, regelmatige dignen of stative ww?
  • Water boils at 100 degrees.
  • I teach you every Tuesday.
  • She always cycles to work, but when it rains she goes by car.
  • They often travel to  Morocco.
  • Doctors study for many years.
  • She doesn’t love him.
  • I don't know the answer.
  • I promise I will help you.
Present simple

Slide 3 - Slide

Hoe maak je een present simple?
I / you / we / they = de stam van het werkwoord: walk, cook, organise
he / she /it (SHIT-woorden) = stam + s: walks, cooks, organises





Uitzonderingen
Wanneer de stam van een woord eindigt op:
-o - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I go - he goes
-s/ch - komt er -es achter het woord bij he/she/it --> I watch - she watches
-y - dan veranderd de -y in -ies bij he/she/it --> I fly - it flies

Maar.. eindigt het woord op een -y met een klinker ervoor (a, o, i, e, u) dan komt er alleen een -s achter.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Test time
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 6 - Slide

Johnny always ..... (to have) a cup of coffee in the morning

Slide 7 - Open question

Maak vragend: Lisa often (to lose) a lot of money in the casino.

Slide 8 - Open question

Present continuous
Deze tijd gebruik je wanneer iets NU plaatsvindt.
Voorbeelden?

John is nu aan het sporten - John is exercising now.
Ik ben de krant aan het lezen nu - I am reading the paper at the moment.

Signaalwoorden?
Right now, at the moment, now, currently

Slide 9 - Slide

Hoe maak je een Present Continuous?
een vorm van 'to be' + stam + -ing
am + read + ing, is + walk + ing
Uitzonderingen?
- Woorden die eindigen op een -e: -e wordt vervangen door -ing
have - having, give - giving
- Woorden met 1 lettergreep eindigend op een medeklinker met een klinker ervoor verdubbeld de medeklinker:
swap - swapping, cut - cutting, stop - stopping, beg - begging 
Het werkwoord 'to be'
  • I am     
  • you are     
  • he is     
  • she is     
  • it is     
  • we are     
  • you are      
  • they are     

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Test time!
Kies het juiste antwoord om de zin passend te maken, of vul het juiste antwoord in.

Slide 12 - Slide

I ... (to answer) these questions at the moment.

Slide 13 - Open question

Sue ... (not / read) a book at the moment, but a newspaper.

Slide 14 - Open question

Ook als je ergens door geïrriteerd bent

Slide 15 - Slide

She is teaching a lesson.
He is listening to me now.
He is always yelling at me!
I always go to school by bike.
Water boils at 100 degrees.
I play football every Saturday.

Slide 16 - Slide

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are signal words for the Present Continuous?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 17 - Drag question

Simple of continuous
Kies of het present simple of continuous moet zijn in de zin die je ziet op de slide.

Slide 18 - Slide

They ... (to go) to a restaurant every Saturday.

Slide 19 - Open question

He normally ... (to eat) dinner at home.

Slide 20 - Open question

They ....(not/come) to the party tomorrow afternoon.

Slide 21 - Open question

........ (he/come) to London often?

Slide 22 - Open question

Listen! Sandy ...... ( to sing) in the bathroom.

Slide 23 - Open question

Present Simple
Present Continuous

Slide 24 - Slide

Snap je het verschil tussen de present continuous en de present simple?
oftewel heb je de lesdoelen behaald?
A
Ik snap alles
B
Ik snap het bijna, maar na de opdrachten denk ik dat ik het snap
C
Ik snap het bijna, wel graag nog een keer herhalen (mag ook een volgende les)
D
Ik snap het nog niet. Graag meer uitleg

Slide 25 - Quiz

Get to Work
Oefening 27& 28
bladzijden 20-21 werkboek B
Klaar: doe oefeningen op de website in volgende dia

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link