Unidad 2 toetsstof

Toetsstof Unidad 2 (P4)
Vocabulario: 2.1 t/m 2.3 S-N en N-S; vocab. 2.4 niet
Frases clave: p.5 in beide richtingen 
Gramática:
  • lidwoord
  • un/uno
  • meervoud
  • y/e 
  • bezittelijk voornaamwoord
  • ser, tener, llamarse, gustar, presente
  • getallen 0 t/m 20 (zie TB p.97) 

1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Toetsstof Unidad 2 (P4)
Vocabulario: 2.1 t/m 2.3 S-N en N-S; vocab. 2.4 niet
Frases clave: p.5 in beide richtingen 
Gramática:
  • lidwoord
  • un/uno
  • meervoud
  • y/e 
  • bezittelijk voornaamwoord
  • ser, tener, llamarse, gustar, presente
  • getallen 0 t/m 20 (zie TB p.97) 

Slide 1 - Slide

Vocabulario
2.1 t/m 2.3 S-N en N-S; vocab. 2.4 niet


Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/boekjes --> Spaans GJ unidad 2 'mi colegio' - vocabulario boek --> pagina 1 t/m 3

Slide 2 - Slide

Frases clave
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/boekjes --> Spaans GJ unidad 2 'mi colegio' - vocabulario boek --> pagina 5
(ned-sp & sp-ned)

Slide 3 - Slide

Lidwoord + un/una
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática --> pagina 5 & 6

Slide 4 - Slide

Het lidwoord
                 >de / het                     > een
                  Bepaald                                  Onbepaald 
enkel.
meerv.
mann.
EL
LOS
vrouw.
LA
LAS
enkel.
meerv.
mann.
UN
UNOS
vrouw.
UNA
UNAS

Slide 5 - Slide

Los artículos
  • De, het, een zijn Nederlandse lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er mannelijke en vrouwelijke lidwoorden 

  • In het Spaans zijn er lidwoorden voor enkelvoud en voor meervoud

  • Een bepaald lidwoord is: de / het 

  • Een onbepaald lidwoord is: een / een paar / enkele 

  • De Spaanse bepaalde lidwoorden (de/het) zijn: el, la, los, las.

  • De Spaanse onbepaalde lidwoorden (een/eenpaar) zijn: un, una, unos, unas

Slide 6 - Slide

Meervoud
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática --> pagina 7 & 8

Slide 7 - Slide

Wat weet je nog over het meervoud?
klinker + -s
medeklinker + -es
het lidwoord moet ook in het meervoud gezet worden

Slide 8 - Slide

Mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden?
Hoe maak je daar meervoud van in het Spaans?
1. We beginnen bij de lidwoorden die we voor meervoud gebruiken:
Dat wordt LOS of LAS als het om een bepaald lidwoord gaat.
Gaat het om een onbepaald lidwoord gebruiken we UNOS of UNAS.

2. Dan maken we van een zelfstandig nw in enkelvoud, meervoud:
 vb: EL NIÑO wordt in het meervoud LOS NIÑOS
       LA NIÑA wordt in het meervoud LAS NIÑAS
 
en: EL TREN wordt in het meervoud LOS TRENES
      LA REACCIÓN wordt in het meervoud LAS REACCIONES




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

y/e
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática --> pagina 8

Slide 11 - Slide

Het voegwoord en 'y/e'
En...

Ons woordje 'en' is in het Spaans 'y':
'Juan y María' (Jan en Maria).


Maar 'y' verandert in 'e' wanneer het wordt gevolgd door een i-klank.
'Holanda e Inglaterra' (Nederland en Engeland).
'La señora tiene hijas e hijos' (De mevrouw heeft dochters en zoons.)

Slide 12 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática --> pagina 10

Slide 13 - Slide

Los posesivos

Wat zijn bezittelijk voornaamwoorden? 

bezittelijk voornaamwoorden

Slide 14 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
enkelvoud
meervoud
mi libro
mis libros
tu  ...
tus   ...
su...
sus...
nuestro amigo
nuestra amiga
nuestros amigos
nuestras amigas

vuestro...
vuestra...
vuestros...
vuestras...
su...
sus...
Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 15 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Slide

  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Presente
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática --> pagina 37

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

ser, tener, llamarse, gustar
Googleclassroom --> schoolwerk --> Materiaal/ boekjes --> Spaans GJ1 Libro de gramática -->
nr. 25
nr. 26
nr. 28
nr. 32

Slide 21 - Slide

Werkwoord: llamarse (heten)

Slide 22 - Slide

gustar

Slide 23 - Slide

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Slide 24 - Slide

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Slide 25 - Slide

Getallen t/m 20
  • uno
  • dos
  • tres
  • cuatro
  • cinco
  • seis
  • siete
  • ocho
  • nueve
  • diez
  • once
  • doce
  • trece
  • catorce
  • quince
  • dieciséis
  • diecisiete
  • dieciocho
  • diecinueve
  • veinte

Slide 26 - Slide