H2 Woorden en hz bz (les 2 ma)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je iPad (dicht)
• je leerwerkboek/schrift
• je leesboek
• klascode pwxhp

De les start en je bent stil:

Planning

• Stil lezen
• Woorden 2.5: doe mee via LessonUp
• Grammatica zinsdelen 2.7: uitleg
  
• Werkmoment 
• Afsluiten van de les

HW controle:

2.5: 13, 15, 17

2.7: 1a

Woorden 2.5

Doelen:

- Ik kan de Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels                       herkennen. (vorige hoofdstuk waren Nederlandse)

- Ik kan de woorden uitleggen met hulp van deze voor- en                     achtervoegsels

Maak woorden met de voor- en of achtervoegsels op p. 121.

contra-

ego-

macro-

pre-

-soon

nano-

-visie

ik

tegen

groot

voor

geluid

klein

kijk, zien

Even oefenen:
wat betekent: een interland wedstrijd

Even oefenen:
wat betekent: biologie

Even oefenen:
wat betekent: monotoon

Woorden 2.5

Doelen:

- Ik kan de Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels                       herkennen.

- Ik kan de woorden uitleggen met hulp van deze voor- en achtervoegsels.

Zoals we dit net oefenden, kun je dat op de toets ook uitleggen.

2.7 grammatica zinsdelen

Je leert:

• wat een nevenschikking is.
• wat een onderschikking is.
• het wwg te benoemen met een wederkerend werkwoord.

Wat moet je dan al weten?

• Je moet weten wat een enkelvoudige zin is.
• Je moet weten wat een samengestelde zin is.
• Je moet in een samengestelde zin kunnen aanwijzen of dat deel een hoofdzin is of een bijzin. 
• Je moet de zin kunnen ontleden in wg, o, lv, mv en bwb.

Voorbeeld zin 1 van instap (p.128)

Ontleden in vaste volgorde: pv onderstrepen, zinsdeelstrepen (voorwerk)

wg: iemand doet iets: alle werkwoorden in de zin + splitsbaar ww, te en aan te met infinitief

o: Wie/wat of gezegde?

lv: Wie/wat + wg + o?

mv: Aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?

bwb: overige zinsdelen die zeggen waar, wanneer, hoe, enzovoort.

Zin:  De  meeste  jongeren  denken   dat  ze  zich  online  niet  zo  erg   blootgeven.

Hoofdzin - Hoofdzin

Nevenschikking

= even belangrijk

Voegwoorden: 

en, maar, want, of, dus

(meer zijn er niet)

Hoofdzin - bijzin (of andersom)

Onderschikking

= niet even belangrijk

Voegwoorden:

omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl, dat, ... 

(er zijn er meer)

Voegwoord

• Het voegwoord benoem je niet.
• Bij een nevenschikkende zin staat het voegwoord tussen de twee zinnen in.
• Bij een onderschikkende zin kan het voegwoord tussen de twee zinnen in staan, maar ook aan het begin van de zin.
• Het voegwoord geeft het verband aan tussen de twee zinnen. Bijvoorbeeld: reden, opsomming, tegenstelling.

2.7 Hoe pak je dat aan?

• Je leest eerst de theorie over nevenschikking en onderschikking (online of op pagina 129, 130 en 131).
• Dan start je met de opdrachten.
  
• Je maakt ze digitaal of in je boek (je kijkt zelf na).

Werkmoment

• Maak (digitaal) van 2.7 Grammatica zinsdelen: 1b, 3, 4a, 4b, 4c. Dit is af aan het einde van de les (dus eerst theorie lezen!).
  

De eerste tien minuten:

• Je werkt alleen.
• Je werkt in stilte (dus geen muziek luisteren).
• Daarna zachtjes overleggen.

Klaar? Begin met het huiswerk voor morgen.

Afsluiting

• Huiswerk volgende les staat in Magister.
• We gaan verder met 2.7 Grammatica zinsdelen