Ak week 20

Deze les
Instructie via lessonup
Samenvatting van begrippen
Herhaling stof HS5
1 / 37
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Deze les
Instructie via lessonup
Samenvatting van begrippen
Herhaling stof HS5

Slide 1 - Slide

5.1

Slide 2 - Slide

In Laag-Nederland had ... een grote invloed op de vorming van het landschap
A
de rivieren
B
moeraslandschap
C
de zee
D
de polder

Slide 3 - Quiz

In Nederland ... er meer water dan dat er ...
A
verdampt-valt
B
valt-afgevoerd kan worden
C
valt-verdampt

Slide 4 - Quiz

Wat is sedimentatie?

Slide 5 - Open question

Oeverwallen zijn
A
Hogere stukken land naast de rivieren
B
Stukken land waar zand is neergelegd naast rivieren
C
Stukjes land naast slootjes, rivieren en grachten

Slide 6 - Quiz

Wat is inklinken?

Slide 7 - Open question

Wat is een 'delta'?
A
Grieks voor de letter D
B
Een alternatieve weg voor water naar zee als de rivier verstopt zit
C
Een driehoekig stuk rivier
D
4

Slide 8 - Quiz

Wanneer was de laatste ijstijd?
A
12 miljoen jaar geleden
B
1200 jaar geleden
C
120.000 jaar geleden
D
12.000 jaar geleden

Slide 9 - Quiz

IJstijd
De laatste ijstijd was ca. 12.000 jaar geleden. Toen de ijstijd eindigde en het ijs smolt, steeg het waterpeil en het extra water verplaatsten zand langs de rand van de zee. Zo zijn duinen ontstaan. 

Slide 10 - Slide

Moerassen en veen
Na de ijstijd steeg de zeespiegel langzamer, wel werd er nog veel zand vervoerd. Hierdoor werden duinen hoger en groeiden eilanden, zoals Noord- en Zuid-Holland aan elkaar vast. Zeewater kon daarom niet meer in het binnenland komen, rivieren wel en daardoor kwamen er moerassen. Afgestorven plantenresten lagen onder water en konden niet verrotten, ze vormden veen. 

Slide 11 - Slide

Wat is bijzonder aan veenmos?
A
Het kan overal groeien
B
Het houdt water vast als een spons
C
Het is niet groen

Slide 12 - Quiz

5.2

Slide 13 - Slide

Een polder is een...
A
Stuk land met dijken er omheen waar mensen zelf de waterstand regelen
B
Het gebied om de dijken heen
C
Een landelijk gebied met veel boerderijen
D
Het gebied langs de kust

Slide 14 - Quiz

Polders
Naast gewone polders (stuk land omgeven door dijken waar mensen zelf het waterpeil regelen) heb je ook zeepolders, waar het land door de zee is opgebouwd. Er zijn ook veenpolders. Dit zijn stukken land waar boeren sloten groeven door het veen. Hierdoor droogde en rotte het veen waardoor het land inklonk. Deze gebieden zijn op sommige plekken al 4m gezakt. 

Slide 15 - Slide

Hoe laag ligt de laagste veenpolder?
A
op zeeniveau
B
2 meter onder zeeniveau
C
4 meter onder zeeniveau
D
6 meter onder zeeniveau

Slide 16 - Quiz

Wat is een droogmakerij?
A
Een stuk drooggelegd land onder zeeniveau
B
Een pomp die land onder zeeniveau droog legt
C
Het droogleggen van land wat in zee ligt

Slide 17 - Quiz

Zuiderzeewerken
Bij dijkdoorbraken liepen polders soms onder. Dit ging met veel kracht waardoor er gaten kwamen in het landschap. Deze plassen heten wielen. 
In 1916 braken de dijken van de Zuiderzee door. Een deel van 3 provincies kwam onder water te staan. Om dit in de toekomst te voorkomen is de Afsluitdijk gebouwd. 

Slide 18 - Slide

De Zuiderzee lag waar nu het IJsselmeer ligt (tussen Flevoland Friesland en Noord-Holland. Welke provincies denk je dat onder water zijn gelopen?

Slide 19 - Open question

Welk van deze plekken is geen polder?
A
Overijssel
B
Flevoland
C
Noordoostpolder
D
Wieringermeerpolder

Slide 20 - Quiz

Deltaplan
Er waren plannen om de kustlijn kleiner te maken. De watersnoodramp in 1953 zorgde er mede voor dat deze plannen ook echt uit werden gevoerd. Er werden nieuwe dammen en dijken gebouwd en er kwamen strenge regels over de eisen waaraan die moesten voldoen. 
In 1993 en 1995 waren er bijna rivieroverstromingen. Toen heeft de regering dijken verder uit elkaar gelegd, rivieren dieper gemaakt en zelfs een extra rivier gegraven, in Nijmegen, om het water meer ruimte te geven.

Slide 21 - Slide

5.3

Slide 22 - Slide

Atmosfeer is de laag lucht rondom de aarde. Welk is waar?
A
Het is 78% stikstof met 21% zuurstof en 1% andere gassen
B
Zonlicht komt heel slecht door de atmosfeer heen
C
Koolstofmonoxide is het belangrijkste broeikasgas
D
Zonder natuurlijk broeikaseffect zou het 33 graden kouder zijn

Slide 23 - Quiz

Koolstofkringloop
Koolstofdioxide (CO2) is koolstof + zuurstof. 
Methaan (CH4) bevat ook koolstof. Methaan houdt veel warmte vast. 
We halen koolstof uit voeding, zuurstof ademen we in, CO2 ademen we uit. Bij vuur en het verrotten van platen komt ook CO2 vrij
Groene planten nemen CO2 op. Via zonlicht (fotosynthese) maken ze er suikers van om te groeien en stoten weer zuurstof uit. 
Koolstof wordt ook opgeslagen in de aardkorst en dat wordt steenkool.
CO2 lost op in water, hoe meer in de atmosfeer, hoe meer in zee. 

Slide 24 - Slide

Zit er verschil tussen het natuurlijke broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

De verbranding van welke stof(fen) draagt bij aan het versterkte broeikaseffect?
A
steenkool
B
aardolie
C
methaan
D
koolstofdioxide

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN gevolg van het versterkte broeikaseffect?
A
Smelten van de ijskappen
B
Hogere zeespiegel
C
Langere hittegolven
D
Minder regen

Slide 27 - Quiz

Gevolgen klimaatverandering
Wereldwijd warmer en langere hittegolven
IJskappen smelten, dit water komt in zee en rivieren, dus hogere zeespiegel. 
Door de warmte verdampt er meer water, dit zorgt ook voor meer regen en dus wateroverlast. 
Lange perioden van veel of weinig neerslag verandert natuur (nieuwe dier- en  plantsoorten, oude soorten weg etc.)

Slide 28 - Slide

5.4

Slide 29 - Slide

Wat is mitigatie?
A
Vertrekken naar een ander land/werelddeel
B
verminderen van broeikasgassen
C
Het bewateren van droge landdelen

Slide 30 - Quiz

Hoe zou je minder broeikasgassen vrij kunne laten komen?

Slide 31 - Mind map

Voorbeelden
  • Minder vliegen
  • minder vlees (minder dieren = minder methaan)
  • verwarming lager
  • fossiele brandstoffen vervangen door stroom op basis van zon en/of wind
  • bossen en moerassen aanleggen 

Slide 32 - Slide

Sterkere kust
Strand en duinen beschermen en land. Wordt regelmatig laag zand bij gespoten. 
Nadelen?
In 2011 is een grote zandbank voor de kust gemaakt, door eb en vloed komt het zand zo bij de hele Nederlandse kust. 

Slide 33 - Slide

Wat is de functie van wadi's, waterpleinen en groene daken?
A
Ze voeren water af
B
Ze trekken water aan in droge gebieden
C
Ze slaan water tijdelijk op tot het verdampt of afgevoerd kan worden

Slide 34 - Quiz

Wat is adaptie?
A
Het graven van een extra geul naast een (over)volle rivier
B
Meer waterdamp in de lucht dus meer regen
C
Iets overnemen van een ander land
D
Aanpassingen aan het veranderende klimaat

Slide 35 - Quiz

Wat is een voorbeeld van adaptie?
A
Extra geul graven naast een (over)volle rivier
B
Dijken verstevingen
C
Doorgaan met hoe je al bezig bent in het leven
D
Meer groen in woonwijken

Slide 36 - Quiz

Wat zou een optie kunnen zijn voor het oplossen van watertekort voor landbouw in de zomer?
A
Water uit de grote rivieren naar droge gebieden pompen
B
Neerslag die in de winter valt opslaan voor de zomer
C
Gewassen verbouwen die geen water nodig hebben
D
Doodgaan

Slide 37 - Quiz