grammatica blok 1

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik loop straks naar oma.
A
ik
B
loop
C
straks
D
naar
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is het werkwoord in de zin:
Ik loop straks naar oma.
A
ik
B
loop
C
straks
D
naar

Slide 1 - Quiz

Schrijf de 3 lidwoorden op.

Slide 2 - Open question

Wat is het werkwoord in de zin:
Wij gaan naar de nieuwe bakker.
A
gaan
B
naar
C
nieuwe
D
bakker

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Doe jij dat ook?
A
doe
B
jij
C
dat
D
ook

Slide 4 - Quiz

Staat ''tante'' in het enkelvoud of in het meervoud?
Onze tante heeft 3 kinderen.
A
enkelvoud
B
meervoud
C
weet ik niet
D
geen van beide

Slide 5 - Quiz

Staat ''planten'' in het enkelvoud of in het meervoud:
De planten doen het niet meer zo goed.
A
enkelvoud
B
meervoud
C
weet ik niet
D
geen van beide

Slide 6 - Quiz

Welke woordsoort is ''groene'' in de zin?
De boekenlegger zit in het groene boek.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz

Welke woordsoort is ''huis'' in de zin?
Dat oude huis wordt gesloopt.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

Welke woordsoort is ''at'' in de zin?
Hij at een giftige appel.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:
MeDiPlaDi

Slide 10 - Open question

Wat is het zelfstandige naamwoord in de zin?
De vrolijke meneer loopt snel.
A
de
B
vrolijke
C
meneer
D
loopt

Slide 11 - Quiz

Wat is het zelfstandige naamwoord in de zin?
Wij gingen erg snel naar bed.
A
wij
B
gingen
C
snel
D
bed

Slide 12 - Quiz