8.3 Geluidssterkte

 8.3 Geluidsterkte
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 8.3 Geluidsterkte

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

8.2 even herhalen...

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

1
2
Frequentie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Toonhoogte = frequentie
De toonhoogte is een maat voor hoe snel een geluidsbron trilt. In de natuurkunde spreken we liever van frequentie.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de frequentie?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Frequentie is hetzelfde als
A
amplitude
B
trilling
C
toonhoogte
D
trillingstijd

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Als de frequentie omlaag gaat, gaat de toonhoogte...
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Verandert niet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Welke van deze 2 afbeeldingen heeft de grootste toonhoogte/frequentie?
A
links
B
rechts

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Welke van deze 2 afbeeldingen heeft de grootste toonhoogte?
A
links
B
rechts

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Frequentie en Trillingstijd

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

8.3 Geluidsterkte

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen 8.3:
- Je kunt uitleggen wat de amplitude is.
-Je kunt uitleggen wat de geluidssterkte is en hoe je die kan meten.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Geluidsterkte = hoe hard het geluid is. 
Je meet de geluidsterkte met een decibel-meter. De eenheid is decibel. (hier 80,7 dB)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Oorschade
Geluiden vanaf 80 decibel kunnen leiden tot gehoorschade!

Bij een geluid met een geluidssterkte van 140 dB krijg je meteen gehoorschade!

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Geluidsterkte
Geluidssterkte meet je in decibel (A). Dit schrijf je als dB(A). 

De gehoordrempel is het moment wanneer geluid hard genoeg is om te horen. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Rekenen met dB-schaal

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Geluidsterkte
Als je tegen een stemvork
aanslaat dan trilt deze.


Deze begin uitslag noemen we amplitude
Als de amplitude groter is dan betekent dit dat het geluid luider is

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De amplitude van een trilling
Amplitude = de afstand tussen het midden en de uiterste stand. 

 De geluidssterkte wordt bepaald door de amplitude. Hoe harder een geluid, hoe groter de amplitude. 

Slide 18 - Slide

Die trilling wordt heviger als je het geluid harder zet. De drukverschillen in de omringende lucht worden dan ook groter. Daardoor klinkt het geluid harder. 

 Bekijk in figuur 2 de afstand tussen het midden van de trillingen en hun uiterste stand. Dat noem je de amplitude van de trillingen:
Gehoordrempel en pijngrens

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Begrippen 8.3
  • De geluidssterkte wordt gemeten in dB(A) met een decibelmeter.
  • De amplitude is de afstand tussen het midden en de uiterste stand van een trilling. De amplitude bepaalt hoe hard (luid) een toon is. 
  • De gehoordrempel is de geluidssterkte waarbij je het geluid net begint te horen. 
  • De pijngrens is de geluidssterkte waarbij het geluid pijn begint te doen aan je oren.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat ga nu doen?
Lezen theorie 8.3
maken opdr 1 t/m 9 (blz. 186-187)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Amplitude van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Geluidsterkte kun je meten. Waarin wordt geluidsterkte gemeten?
A
Amplitude
B
Decibel
C
Hertz
D
Trillingstijd

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Met welk apparaat kun je de geluidsterkte meten?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen toonhoogte en geluidsterkte? (selecteer twee antwoorden)
A
Toonhoogte = aantal trillingen
B
Toonhoogte = grootte van trillingen
C
Geluidsterkte = grootte van trillingen
D
Geluidsterkte = aantal trillingen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In de figuur hiernaast zie je twee oscilloscoopbeelden staan. Vergelijk deze twee tonen met elkaar. Wat weet je van de toonhoogte en geluidsterkte van beide tonen? Leg je antwoord uit.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Nakijken opdrachten 4.3 + 4.4
  • Opdrachten niet af? Maak ze dan zsm af! Je moet ze in de les nog nakijken of vanmiddag terugkomen om ze na te kijken!
  • Stel vragen over H4
  • Klaar met nakijken? Oefenopdrachten H4 maken
  • Klaar? Oefentoets H4 in LessonUp maken
  • Klascode:  hfshi

Slide 27 - Slide

This item has no instructions