Oefentoets hoofdstuk 3: Elektriciteit 2A

Oefentoets Elektriciteit
Rekenmachine mag
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets Elektriciteit
Rekenmachine mag

Slide 1 - Slide

De spanning van een penlite-batterij is 1.5 Volt
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Een batterij en een dynamo zijn spanning-bronnen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

De stoffen in een batterij zijn goed voor het milieu
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Staaf-batterijen hebben wel een plus, maar geen min
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Het licht op je fiets werkt op een spanningsbron
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Als de stroomkring open is, loopt er elektrische stroom door de aangesloten apparaten.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

In een gesloten stroomkring loopt de stroom van de plus naar de min
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Een schakel-schema is een eenvoudige tekening van een stroomkring
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Als in een parallel-schakeling een apparaat kapot gaat, werken de andere apparaten in die schakeling ook niet meer
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

De spanning op een stopcontact is 320 volt
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Energie-verlies is energie die wordt omgezet in een vorm van energie die je niet wilt.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

De eenheid van stroomsterkte is volt (V).
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Het vermogen is de elektrische energie die in een apparaat per seconde gebruikt
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

De kilowatt-uur-meter meet de energie die in huis wordt verbruikt
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Elektriciteit boven de 24 volt is gevaarlijk
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Als er stroom weglekt, schakelt de aardlek-scvhakelaar alle groepen uit
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Bij over-belasting van de elektrische installatie gaat in de meterkast een alarm af
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Een zaklamp werkt op twee staaf-batterijen, die in serie staan. Hoe groot is de spanning?
A
1.5 volt
B
3 volt
C
4.5 volt
D
6 volt

Slide 19 - Quiz

Welk symbool geeft de batterij weer?
A
symbool 1
B
symbool 2
C
symbool 3
D
symbool 4

Slide 20 - Quiz

Welke zin is waar?
A
De lampen staan in serie geschakeld en branden
B
De lampen staan in serie geschakeld en branden niet
C
De lampen staan parallel geschakeld en branden
D
De lampen staan parallel geschakeld en branden niet

Slide 21 - Quiz

Op welke spannings-bron werkt de verlichting van een fiets NIET?
A
een dynamo
B
generator
C
penlite-batterij

Slide 22 - Quiz

Remco gebruikt een boormachine zonder snoer. Op welke spannings-bron werkt de boormachine?
A
batterijen
B
dynamo
C
generator
D
stopcontact

Slide 23 - Quiz

Hoeveel spanning geven 3 staaf-batterijen in serie samen?
A
1,5 volt
B
6 volt
C
4,5 volt
D
9 volt

Slide 24 - Quiz

Hoeveel is het vermogen?
A
3.6 A
B
50-60 Hz
C
230 V
D
780 W

Slide 25 - Quiz

Wat is de eenheid voor elektrische energie?
A
ampere (A)
B
kilowatt-uur (kWh)
C
volt (V)
D
watt (W)

Slide 26 - Quiz

Waarom zit er kunststof om elektriciteits-draden?
A
zorgt voor betere geleiding
B
zorgt voor een goede isolatie
C
zorgt voor een langere levensduur
D
zorgt voor minder warmte-ontwikkeling

Slide 27 - Quiz

Kobi heeft een zaklamp met daarin vier staafbatterijen. Ze zitten achter elkaar in de zaklamp. Op hoeveel volt brand de zaklamp?

Slide 28 - Open question

Hoeveel energie is er in een maand verbruikt?

Slide 29 - Open question