Energie in beweging

Stofwisseling
Stoffen worden door organismen:

- opgenomen
- omgezet
- uitgescheiden
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Stofwisseling
Stoffen worden door organismen:

- opgenomen
- omgezet
- uitgescheiden

Slide 1 - Slide

Groepen Stoffen
1. Organische stoffen -> energierijk +
              gemaakt door organismen.

2. Anorganische stoffen -> komen in de levenloze natuur en in organismen voor. Weinig energie.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

organische stoffen
anorganische stoffen

Slide 5 - Drag question

Welke stoffen bevatten de meeste energie?
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen

Slide 6 - Quiz

Zijn mineralen (voedingszouten) anorganische stoffen of organische stoffen?
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen

Slide 7 - Quiz

Bestaan organismen uit alleen organische stoffen, of ook uit anorganische stoffen?
A
Alleen organische stoffen
B
Uit organische en uit anorganische stoffen

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Fotosynthese
Fotosynthese

Slide 10 - Slide

Fotosynthese




Plant heeft (zon)licht nodig voor fotosynthese
Fotosynthese kan alleen in de bladgroenkorrels
Foto= licht   synthese= maken

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Planten met bladgroen zijn in staat koolhydraten te vormen uit anorganische stoffen.
Wat levert de planten de energie die voor dit proces nodig is?
A
Glucose
B
Licht

Slide 14 - Quiz

Waar halen planten de "energie" vandaan voor fotosynthese?

Slide 15 - Open question

Verbranding 
bij een kaars
Een kaars is gemaakt van kaarsvet, dat is een brandstof. Als de kaars brandt, verdwijnt het kaarsvet. Bij de verbranding komt energie vrij in de vorm van licht en warmte.

Voor de verbranding is zuurstof nodig en komt water en koolstofdioxide (kooldioxide of koolzuurgas) vrij: de verbrandinsproducten. De gassen zitten in de lucht, je kunt ze niet zien of ruiken.

Slide 16 - Slide

Verbranding 
in je lichaam
Zonder verbranding gaat een cel dood. 
Bij de verbranding in een cel is zuurstof en brandstof nodig. 
De brandstof die vooral gebruikt wordt is glucose. 
Glucose krijg je binnen door voedsel te eten. 
Het bloed vervoert de zuurstof en de glucose naar al je cellen. 
Bij het verbrandingsproces ontstaan verbrandingsproducten: koolstofdioxide en water en komt ook energie vrij. 
Door die energie kunnen alle organen in je lichaam werken en blijft je lichaam op de juiste temperatuur.
Reactieschema van het verbrandingsproces:
 
Glucose      +    zuurstof    -->    water    +    koolstofdioxide   +   energie
(brandstof)                                  (verbrandingsproducten)           (bewegen - handhaven lichaamstemperatuur)
                                                                                                                 
Ook de processen in je cellen vragen energie
In elke cel van je lichaam, op elk moment!

Slide 17 - Slide

Veel en weinig verbranding
Als je actief bent, doet je lichaam veel aan verbranding
Je hebt veel energie nodig

Als je op de bank hangt is er weinig verbranding
Je hebt minder nodig

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Deze plant heeft geen bladgroen. De orchidee heeft witte bladeren. Een vorm van albinisme. Hierdoor ontbreekt bij deze witte planten een bepaald stofwisselingsproces.
Welke?

Slide 20 - Open question

Vul het proces van de verbranding in:
..............+...............-> ..............+...............+................

Slide 21 - Open question

Welke stoffen bevatten de meeste energie?
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen

Slide 22 - Quiz

Voedselweb
Eten of gegeten worden

Slide 23 - Slide

Eten of gegeten worden



Voedselketen

-> De pijl betekent 'wordt gegeten door'
1e schakel
2e schakel
3e schakel
4e schakel

Slide 24 - Slide

 Voedselketen
In de voedselketen 
spreek je van 
producenten en 
consumenten 
1e, 2e, 3e,...... orde.
Producent
Consument 1e orde
Consument 2e orde
Consument 3e orde

Slide 25 - Slide

Producenten
Alle PLANTEN en andere organismen die bladgroenkorrels hebben

Planten maken hun eigen organische stoffen. (fotosynthese)

Planten zijn altijd de eerste schakel in een voedselketen

Slide 26 - Slide

Consumenten
Alle organismen die moeten eten om aan organische stoffen te komen

Vormen de tweede en alle volgende schakels

2e schakel: Planteneter/alleseter
3e schakel enz.: Vleeseter/alleseter

Slide 27 - Slide

Reducenten
Bacteriën en Schimmels

Alle organismen die dode resten opruimen en afbreken

Zij maken van organische stoffen weer anorganische stoffen

Slide 28 - Slide

Kringloop

Slide 29 - Slide

Piramide van aantallen
In een piramide van aantallen worden de het aantal individuen per schakel weergegeven.

Slide 30 - Slide

Piramide van biomassa
Biomassa= de totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organismen

biomassa per schakel

Ander woord voor biomassa is drooggewicht ( het vocht is eruit)

Slide 31 - Slide

Biomassa
Piramide van biomassa
  • Deze piramide heeft altijd een piramidevorm

  • In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel kleiner

Slide 32 - Slide

De piramide van aantallen kan verschillende vormen hebben.

De piramide van biomassa heeft altijd een piramidevorm

Slide 33 - Slide

Piramide van biomassa
Elke balk geeft de totale biomassa van de schakel weer.

De lengte van de balk komt overeen met het gewicht. 

De schaal mag je zelf bedenken.
Bijvoorbeeld 1cm= 3kg

De hoogte per trede is bijvoorbeeld 1 cm

Slide 34 - Slide

Energie in de voedselketen

Slide 35 - Slide

Kringloop

Slide 36 - Slide

Producent
 Consument
Reducent
Voedingsstoffen maken
Resten afbreken tot mineralen
Voedingsstoffen gebruiken

Slide 37 - Drag question

Afvaleters
Consumenten
Reducenten

Slide 38 - Drag question

kringloop
voedselketen
voedselweb

Slide 39 - Drag question

Je kunt beschrijven wat het broeikaseffect is en hoe het broeikaseffect wordt versterkt. 
Natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 40 - Slide

(versterkt)broeikaseffect
  1. Natuurlijk broeikaseffect
  2. Toename broeikasgassen
    - koolstofdioxide
    - methaan
    - waterdamp
  3. Versterkt broeikaseffect
  4. Stijging temperatuur
  5. Verandering van het klimaat
    - zeespiegelstijging
    - woestijnvorming
    - extreem weer
    - uitsterven van planten- en diersoorten

Slide 41 - Slide

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 42 - Quiz

Wat is niet waar: door het broeikaseffect...
A
Is de gemiddelde temperatuur op aarde 15 graden.
B
Worden veroorzaakt door broeikasgassen.
C
Kunnen we leven op aarde.
D
Wordt het kouder op aarde.

Slide 43 - Quiz

het broeikaseffect wordt veroorzaakt door
A
koolstofdioxide
B
zwaveldioxide
C
stikstofoxiden
D
ozon

Slide 44 - Quiz

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde

Slide 45 - Quiz