Woche 36

Woche 36 US1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woche 36 US1

Slide 1 - Slide

Welche Wörter kannst du erkennen? Schreibe sie in deinen Heft und notiere die Übersetzung (=vertaling).
  1. fabenfor
  2. chintveren
  3. nestdhaf
  4. leralidngs
  5. lamasd

Slide 2 - Slide

Beantworte die Fragen und schreibe sie in deinen Heft.
In welke naamval staat het onderstreepte woord en hoe weet je dat (hij/hem-regel of voorzetsel):
  1. Heute hat er seinen Vater getroffen.
  2. Das Haus der Oma ist leider durch das Wetter verwüstet.
  3. Diese Uhr gehört der Lehrerin. 
  4. Den Fernseher haben wir ausgeschaltet.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hast du genügend gelernt?

Slide 5 - Slide

Bilde einen Satz mit so viel wie möglich Vokabeln aus dieser Liste. Der Satz muss inhaltlich stimmen. Fertig? Mach Aufgabe 1 auf Seite 15

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Mache Aufgabe 10 und 11 auf Seite 14. Du hast 15 Min. Fertig? Lerne die Wörter von K1 L1 D-NL

Slide 8 - Slide

Mache Aufgabe 10 und 11 auf Seite 14. Du hast 15 Min. Fertig? Lerne die Wörter von K1 L1 D-NL

Slide 9 - Slide

VW5A: d, e
VW51:e

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Woche 36 US2

Slide 13 - Slide

Was weißt du noch?
Welche Wörter kannst du erkennen? Schreib die Antworten in deinen Heft. 
  1. zuhiemen
  2. chetaben
  3. lübich
  4. tischlch
  5. leverzten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Das ist ein Auto.

Das ist ein rotes Auto.

Das ist ein rotes, schnelles Auto
uitleg

Slide 18 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 1e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
(mijn) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine Großmutter

(mijn lieve) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine liebe Großmutter
vrouwelijke woorden
uitleg

Slide 19 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 1e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
(de groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = der grüne Pullover

(mijn groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = mein grüner Pullover
mannelijke woorden
uitleg

Slide 20 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Der Pullover hat (een) Streifen.
lv +4 m = einen Streifen

Der Pullover hat (een oranje) Streifen.
lv +4 m = einen orangen Streifen
mannelijke woorden
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
uitleg
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 4e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.

Slide 21 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 3e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Meine Großmutter hat (haar) Katze eine Jacke gestrickt.
mw +3 v = ihrer Katze

Meine Großmutter hat (haar lieve) Katze eine Jacke gestrickt.
mw +3 v = ihrer lieben Katze
vrouwelijke woorden
uitleg
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 3e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide