VW5 W37

VW5 W37
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 2 min

Items in this lesson

VW5 W37

Slide 1 - Slide

Woche 37 US1

Slide 2 - Slide

Zeit zum Lesen 

Slide 3 - Slide

heute
Buch lesen (10 Min.)
Vokabeln prüfen (5 Min.)
Vokabeln besprechen (5 Min.)
Machen: K1 L2 (10 Min.)
2e naamval (15 Min.)

Slide 4 - Slide

VW5dutl1

Slide 5 - Slide

VW5dutl2

Slide 6 - Slide

Bilde einen Satz mit so viel wie möglich Vokabeln aus dieser Liste. Der Satz muss inhaltlich stimmen. Fertig? Mach Aufgabe 1 auf Seite 15

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

De tweede naamval (Genitiv) gebruik je bij .....
  • Bijvoeglijke bepaling - De tweede naamval wordt in het Nederlands de “bijvoeglijke bepaling” genoemd. De tweede naamval geeft een bezitsrelatie aan, meestal tussen twee zelfstandige naamwoorden

De schoenen van het kind zijn blauw. 
Die Schuhe des Kindes sind blau.

Als in de Nederlandse vertaling 'van' staat, gebruik je de tweede naamval.

Slide 9 - Slide

De tweede naamval (Genitiv)
Het huis van deze moeder= das Haus dieser Mutter
Het huis van mijn moeder= das Haus meiner Mutter
                              vader= das Haus meines Vaters
                               meisje= das Haus  dieses Mädchens

* kijk naar het woord achter de tweede naamval voor geslacht.

Slide 10 - Slide

Der-groep:
mannelijk      vrouwelijk     onzijdig            meervoud
des + (e)s        der                  des + (e)s         der
dieses + (e)s   dieser             dieses +(e)s    dieser

Ein-groep:
mannelijk      vrouwelijk     onzijdig            meervoud
eines+(e)s      einer               eines                  keiner
meines+(e)s  meiner           meines+(e)s     meiner

Slide 11 - Slide

2e naamval of von?
In spreektaal komt von wel regelmatig voor 
en
-bij namen van personen: die Eltern von Tim
-bij geografische namen: der Hafen von Hamburg

Slide 12 - Slide

Mache Aufgabe 10 und 11 auf Seite 14. Du hast 15 Min. Fertig? Lerne die Wörter von K1 L1 D-NL

Slide 13 - Slide

Woche 37 US2

Slide 14 - Slide

Zeit zum Lesen 

Slide 15 - Slide

heute
Buch lesen (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Hören: Renke & Benny (30 Min.)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Mache Aufgabe 10 und 11 auf Seite 14. Du hast 15 Min. Fertig? Lerne die Wörter von K1 L1 D-NL

Slide 19 - Slide

Woche 37 US3

Slide 20 - Slide

Zeit zum Lesen 

Slide 21 - Slide

heute
Buch lesen (10 Min.)
Bijvoegelijk naamwoord (30 Min.)

Slide 22 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Das ist ein Auto.

Das ist ein rotes Auto.

Das ist ein rotes, schnelles Auto
uitleg

Slide 23 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 1e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
(mijn) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine Großmutter

(mijn lieve) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine liebe Großmutter
vrouwelijke woorden
uitleg

Slide 24 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 1e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
(de groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = der grüne Pullover

(mijn groene) Pullover hat einen Streifen.
ond +1 m = mein grüner Pullover
mannelijke woorden
uitleg

Slide 25 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 4e naamval
Der Pullover hat (een) Streifen.
lv +4 m = einen Streifen

Der Pullover hat (een oranje) Streifen.
lv +4 m = einen orangen Streifen
mannelijke woorden
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
uitleg
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 4e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.

Slide 26 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 3e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Meine Großmutter hat (haar) Katze eine Jacke gestrickt.
mw +3 v = ihrer Katze

Meine Großmutter hat (haar lieve) Katze eine Jacke gestrickt.
mw +3 v = ihrer lieben Katze
vrouwelijke woorden
uitleg
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 3e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide