Nederlands - grammatica/woordsoorten

Woordsoorten
Je kan een werkwoord en persoonvorm vinden in de zin. 

Je kan een zin schrijven als vraag?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten
Je kan een werkwoord en persoonvorm vinden in de zin. 

Je kan een zin schrijven als vraag?

Slide 1 - Slide

Werkwoord

Iets wat je doet of iets wat gebeurd. 

Er staan altijd 1 of meer werkwoorden in de zin

Moeilijke werkwoorden: zijn, hebben, kunnen, worden, moeten


Persoonsvorm

Belangrijkste werkwoord in de zin.

Maak de zin vragend. De persoonvorm staat vooraan.

Slide 2 - Slide

Welk woord is GEEN werkwoord
A
fietsen
B
fietspad
C
fietst
D
gefietst

Slide 3 - Quiz

Maak de zin af met werkwoord:
Ik wil vanavond graag.....
A
moe
B
slapen
C
naar bed
D
onder de douche

Slide 4 - Quiz

Op woensdag koopt mijn moeder fruit op de markt. Wat doet mijn moeder?
Zij.....
A
koopt fruit
B
koopt markt
C
doet markt
D
doet fruit

Slide 5 - Quiz

Verdwijnen
vliegen
verven 
verkopen
vullen
verdwenen
verkocht
gevuld
verft
vloog

Slide 6 - Drag question

Ik kan de werkwoorden herkennen in een zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Persoonsvorm 
De vraagproef: 
Ik kan de zin schrijven als een vraag. 
Kan ik de zin schrijven als een vraag? 

Slide 8 - Slide

Wat is een goede vraagzin?
A
Goed uitleggen kan Kim?
B
Kim kan goed uitleggen?
C
Kan Kim goed uitleggen?
D
Goed kan Kim uitleggen?

Slide 9 - Quiz

We gaan de trein halen.
Wat is de PV?
A
we
B
gaan
C
de trein
D
halen

Slide 10 - Quiz

Ik kan uren praten over die film.
Wat is de pv?
A
praten
B
die film
C
uren
D
kan

Slide 11 - Quiz

Woordsoorten
Je kan een persoonsvorm en onderwerp in de zin herkennen.

1. ?Je kan een zin schrijven als vraag?
2. Wie of wat + persoonsvorm? 

Slide 12 - Slide

2. Onderwerp 

Onderwerp is altijd een mens, dier of ding in de zin 
(zelfstandig naamwoord)

Wie of wat + persoonsvorm? 


1. Persoonsvorm

Belangrijkste werkwoord in de zin.

Maak de zin vragend. De persoonvorm staat vooraan.

Slide 13 - Slide

Tamar zingt in een musical.
Wat is het onderwerp?
A
zingt
B
een musical
C
Tamar

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Maak blz. 201 in je schrift.

Klaar? 
Numo Nederlands - Taal  
op de laptop(20 min).

Slide 15 - Slide