Examentraining duits

Examentraining Duits
1 / 47
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 150 min

Items in this lesson

Examentraining Duits

Slide 1 - Slide

  • Hoe ziet het examen eruit?
Opbouw examen:
  • eerste tekst(en) eenvoudig
  • moeilijke teksten in het midden
  • laatste tekst(en) eenvoudig


TIP moeilijke tekst? kost het te veel tijd?
Overslaan, eerst makkelijke teksten maken!

Slide 2 - Slide

  • Hoe ziet het examen eruit?
Je krijgt...
  1. een tekstboekje
  2. een vragenboekje
  3. een uitwerkbijlage
  4.  Je neemt een woordenboek mee
       (D>NL)
Het examen bestaat uit...
  1. ca. 40-45 vragen
  2. ca. 10 -14 teksten

Slide 3 - Slide

  • Het grote geheim!

Het Centraal Examen vraagt niet per se om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers.

Slide 4 - Slide

  • Voorbereiding Examen Duits

Examenwoordenschat leren
  • Examenbundel - signaalwoorden/verbanden
  • Quizlet 
  • Veel voorkomende vraagstelling: Examenbundel en Quizlet!
Examenteksten/-vragen oefenen
  • Examify.nl
  • LessonUp: examentraining
  • examenblad.nl

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
zum Beispiel
zudem
denn
obwohl
daher
voorbeeld
opsomming
reden / oorzaak
tegenstelling
gevolg / conclusie

Slide 7 - Drag question

Er hat zwar selbst diese Aufgabe ausgesucht, …………… macht sie ihm keinen Spaß.
A
trotzdem
B
also
C
weil

Slide 8 - Quiz

Heute muss Hans sich beeilen, …………… er het einen Termin beim Arbeitsamt.

A
bis
B
sogar
C
weil
D
denn

Slide 9 - Quiz

Er geht heute nicht zur Schule, …………… bleibt zu Hause.
A
bevor
B
oder
C
sondern

Slide 10 - Quiz

…………… der Bus endlich kommt, muss er etwa 15 Minuten an der Bushaltestelle warten.
A
Bevor
B
Damals
C
Jetzt
D
Nachdem

Slide 11 - Quiz

. …………… er mit dem Bus fährt, liest er erneut die Zeitung. Zuerst die Sportnachrichten.
A
Allerdings
B
Stattdessen
C
Während
D
Weil

Slide 12 - Quiz

…………… er den Sportteil zu Ende gelesen hat, will er die Stellenanzeigen lesen.
A
Nachdem
B
Wegen
C
Zuletzt

Slide 13 - Quiz

…………… er jedoch die Stellenanzeigen liest, kontrolliert er die gestrigen Lottozahlen.
A
Bevor
B
Schließlich
C
So

Slide 14 - Quiz

Der Mathelehrer ist sehr nett. Er hat ..... allen Schülern gute Noten und etwas zum Naschen gegeben.
A
obwohl
B
denn
C
zum Beispiel
D
daher

Slide 15 - Quiz

Ich mache alle Aufgaben mit den Trucs meines Deutschlehrers. Schließlich habe ich die Leseprüfung gut bestanden.
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 16 - Quiz

  • Hoe zitten teksten in elkaar?

  • Introductie van het onderwerp
  • Argumenten worden genoemd
  • Expertvragen worden gesteld
  • Voorbeelden worden genoemd

Slide 17 - Slide

  • Het stappenplan aanpak CE

1. titel, plaatje, intro, tussenkopjes,
2. vraagtype: stappenplan
3. vraag uitmelken:
      a. Welke info geeft de vraag?
      b. Wat willen ze weten?
      c. Waar moet ik lezen ? ( streep naast de tekst)1. 

Slide 18 - Slide

  • Het stappenplan aanpak CE

4. Lees het tekstdeel en markeer in de tekst : signaalwoorden, dubbele punt, aanhalingstekens.

 
5. Streep "het bewijs" van het juiste antwoord in tekst + noteer het vraagnummer in de kantlijn.

Slide 19 - Slide

Soorten examenvragen
  • Gesloten vragen:
1.  meerkeuzevragen
2. meerkeuze-invulvragen (gatentekstvragen)

  • Voorgestructureerde vragen:
3. beweringsvragen (wel/niet/juist/onjuist)
4. ordeningsvragen

5. Citeervragen
6. Open vragen
7.  Beoordelingsvraag
8. Kernvraag
9. Functievraag

Slide 20 - Slide

Gesloten vragen!
1. Meerkeuzevragen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Tip: meerkeuze-vragen
Versterkingen worden vaak gebruikt om foute antwoorden te formuleren.
Voorbeelden:.  nur, alles, völlig, mehr (mehr X als Y), vor allem

Slide 25 - Slide

Gesloten vragen!
2. Meerkeuze-invulvragen (gatentekstvragen)

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Meerkeuze-invulvragen (gatentekstvragen)
Bij signaalwoorden en tekstverbanden
1. Zoek in de alinea/ laatste zin naar signaalwoorden of dubbele punt (zin na het gat). 


2. Kijk of het antwoord negatief of positief is

3. Goktip: Als 2 van de invulopties tegenstellingen van elkaar zijn, is het vaak 1 van deze 2.
  • dus……. reden voor gat
  • maar……tegengestelde van gat
  • -----:…….na dubbele punt staat inhoud van het gat.
  • Is de tekst negatief --> kies het negatieve antwoord. 
  • Is het een positieve tekst --> kies het positieve antwoord

Slide 28 - Slide

Voorgestructureerde vragen!
3. Beweringsvragen (wel/niet,juist/onjuist)

Slide 29 - Slide

Beweringsvragen
  • juist/onjuist - wel/niet vragen
1. Tekst globaal lezen > indruk krijgen van de inhoud
2. Lees de beweringen + markeer kernwoorden in de beweringen
3. Waar staat het in de tekst? En wat staat er precies? 
-Probeer kort in eigen woorden het gedeelte samen te vatten
-Bepaal of de bewering wel of niet klopt


TIP als het niet overeenkomt met de tekst, betekent dat niet dat je het niet in de tekst kan vinden! Soms staat er het tegenovergestelde, of een klein verschil.

Slide 30 - Slide

Voorgestructureerde vragen!
4. Ordeningsvragen

Slide 31 - Slide

Ordeningsvragen
Delen van de tekst in de juiste volgorde zetten

1. Lees alle stukjes zorgvuldig door en let vooral op de eerste en laatste zin van elk stukje (meestal alinea)
-Want: de eerste zin moet logisch aansluiten op de laatste zin van het vorige stukje (alinea)
2. Zoek naar signaalwoorden = aanwijzingen voor opbouw tekst
-Klaar? Lees alles nog eens goed door


Slide 32 - Slide

5. Citeervragen

Slide 33 - Slide

Citeervragen
1. Lees de vraag: Vertaal de vraag. Begrijp de vraag.
De vraag geeft aan hoe je moet antwoorden!
Voorbeeld: Met welke twee zelfstandige naamwoorden worden... aangeduid?
Noem de eerste twee woorden van een zin...
-Als de vraag ook met een citaat wordt ingeleidt, dan moet je het citaat:
Goed begrijpen & Markeren in de tekst

Slide 34 - Slide

6. Openvragen

Slide 35 - Slide

Openvragen 
  • lees de vraag, onderstreep de kernwoorden
  • lees de bijbehorende alinea
  • markeer de zin waar het antwoord staat
  • vertaal die zin
  • checken, vertalen, antwoord geven
  • geef antwoord in het Nederlands
  • formuleer duidelijk, alsof je aan een jonger kind uitlegt

Slide 36 - Slide

7. Beoordelingsvraag

Slide 37 - Slide

Beoordelingsvraag
  • Probeer je een oordeel te vormen over de tekst of het tekstgedeelte
  • Probeer de sfeer / de toonzetting te treffen. Hoe komt de tekst bij je over? Kritisch, sarcastisch, ironie, satirisch, sceptisch….?

  • Voorbeeld: Wie äußert der Autor sich ...... 

Slide 38 - Slide

8. Kernvraag

Slide 39 - Slide

Kernvraag
  • Indien in de vraag aangeduid beperk je je ook hier tot de aangegeven regels / alinea's
  • Laat je niet afleiden door allerlei informatie. die er wel mee te
  • maken heeft, maar concentreer je op de belangrijkste informatie
  • De kern, de belangrijkste bewering springt er meestal aan het einde van de alinea uit (ook wel eens aan het begin)

  • Voorbeeld: Was ist der Kern / das Hauptthema / der Hauptgedanke / die Hauptaussage dieses Absatzes / Textes?

Slide 40 - Slide

9. Functievraag

Slide 41 - Slide

Functievraag
  • Probeer de bedoeling van he tekststuk te doorgronden
  • Gaat het om een voorbeeld (zum Beispiel / bespielsweise / etwa), voorwaarde (wenn/falls /Bedingung / Voraussetzung), opsomming (außerdem / zudem / darüber hinaus / hinzu kommt / überdies / daneben), conclusie (also / somit / infolgedessen / folglich / demnach), tegenstelling (aber / jedoch / trotzdem / dennoch), oorzaak-gevolg (so daß / indem / deshalb / darum / weil / denn / deswegen / aus diesem Grund), voorbehoud (wenn auch / obwohl / obschon)
  • Let dus goed op de cursief gedrukte signaalwoorden. Leer ze! 
Voorbeeld:  "Citaat uit de tekst ..." 
Wie schließt sich dieser Satz an den vorigen Satz an? Ist es ... 
A Schlussfolgerung 
B Gegensatz
C Bedingung

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Hoe kan ik me het best voorbereiden?
- Signaalwoorden en tekstverbanden uit je hoofd leren, PowerPoint verbanden bestuderen (Teams)
- veelvoorkomende woorden en uitdrukkingen in de 
   vraagstelling uit je hoofd leren (examenbundel + Quizlet).
- veelvoorkomende woorden op het examen uit je hoofd leren (Quizlet)
- Examentips om te slagen lezen
- met oude examens oefenen (www.examenblad.nl)
- Maak een planning en begin op tijd met leren!

Slide 45 - Slide

Slide 47 - Slide