1.4 Weet wat je koopt!

1.4 Weet wat je nodig hebt
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.4 Weet wat je nodig hebt

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

GOED OF DIENST?
BASISBEHOEFTE OF LUXE?
  • Brood
  • Kapper
  • Fiets
  • Busrit
  • Kleding
  • Schoonmaakdienst
  • Laptop
  • Restaurantbezoek
  • Speelgoed
  • Advies van een advocaat
  • Boek
  • Reparatie van een auto
  • Meubels
  • Les van een docent
  • Smartphone
  • Bezorgservice
  • Auto
  • Massage
  • Televisie
  • Tandarts

Slide 3 - Slide

1.4 Weet wat je nodig hebt

Slide 4 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
  • uitleggen hoe je aan productinformatie komt
  • uitleggen hoe de consumentenbond mij kan helpen.
  • uitleggen wat een vergelijkend warenonderzoek is.
  • hoe de overheid jou als consument kan helpen.
  • uitleggen wat een deugdelijk product is.
  • uitleggen wat je hebt aan garantie.
Wat gaan we leren?

Slide 5 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de opgaven 1 t/m 7 op bladzijde 28 t/m 31 van
     het werkboek! 
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 8 t/m 14 op bladzijde 32 t/m 33.



timer
15:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 6 - Slide

Gatentekst
Om goed met je geld om te gaan, moet je je 1) _______ bepalen. Dit zijn dingen die je belangrijk vindt en waar je je geld aan wilt uitgeven. Een 2) _______ helpt je om je inkomsten en uitgaven in balans te houden. Zo kun je goed plannen hoeveel je kunt besteden. Er zijn verschillende soorten uitgaven. 3) _______ komen regelmatig voor, zoals boodschappen of kleding. Daarnaast zijn er 4) _______, zoals de huur of een telefoonabonnement, die elke maand betaald moeten worden. Soms heb je onverwachte kosten, dit noemen we 5) _______ uitgaven. Als je minder uitgeeft dan je hebt, heb je een
6) _______. Maar als je meer uitgeeft dan er binnenkomt, ontstaat er een 7) _______. Dan moet je opnieuw 8) _______.
Vul in in de tekst!
  • Prioriteiten
  • Budgetplan
  • Dagelijkse
     uitgaven
  • Vaste lasten
  • Budgetteren
  • Incidentele
     uitgaven
  • Overschot
  • Tekort

Slide 7 - Slide

Gatentekst

Slide 8 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 14 van hoofdstuk 1.4
      Weet wat je koopt! op bladzijde 28 t/m 33.

Huiswerk

Slide 9 - Slide

Bedankt en fijne dag!

Slide 10 - Slide