12.4 Bloedgroepen 5H 2425

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
12.4 Bloedgroepen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
12.4 Bloedgroepen

Slide 1 - Slide

Doel 12.4
11. Je beschrijft de verschillen tussen bloedgroepen (AB0)
12. Je legt uit wat de resusfactor is.
13. Je legt uit wat de gevolgen zijn van bloedgroep en resusfactor voor bloedtransfusies.
14. Je legt de oorzaak uit van afstoting bij transplantaties.
15. Je beschrijft hoe immunotherapie bij kanker werkt.


Slide 2 - Slide

Bloedgroepen
De antigenen op rode bloedcellen bepalen je bloedgroep.

Slide 3 - Slide

Bloedgroepen

Slide 4 - Slide

Bloedgroepen
Net na de geboorte ontwikkelt je afweersysteem antistoffen tegen o.a. bacteriën in je darm.
Onder deze bacterien bevinden zich bacteriën die antigenen hebben die lijken op de antigenen op rode bloedcellen.
Iemand met bloedgroep A vormt daarom antistoffen tegen antigeen B. Niet tegen antigeen A want die is voor hem/ haar lichaamseigen.

Slide 5 - Slide

Bloedgroepen

Slide 6 - Slide

Bloedtransfusie
Krijg je bloedcellen met een antigeen waarvoor je zelf antistoffen aanmaakt dan gaat je bloed klonteren.

Bij een bloedtransfusie wordt eerst de bloedgroep van de ontvanger getest met een kruisproef.

Slide 7 - Slide

Kruisproef

Slide 8 - Slide

Kruisproef
  C   antiA  antiB  antiA en B

Slide 9 - Slide

Resusfactor
Ongeveer 85% van de mensen heeft antigeen D op de rode bloedcellen: de resusfactor.
Als je deze resusfactor niet hebt en bloedcellen in je bloed krijgt mét die factor (antigeen) dan ontwikkel je antistoffen (-> klontering)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bloedtransfusie
Bloed-
transfusie

Slide 12 - Slide

Bloedtransfusie
Bloed-`
transfusie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Resusbaby

Slide 15 - Slide

Resusbaby
Tweede baby met resuspositief bloed loopt gevaar tijdens de zwangerschap!
Resusantagonisme: de moeder maakt antistoffen tegen het bloed van het embryo.

Slide 16 - Slide

Voorkomen resusbaby
Als resusnegatieve moeder zwanger is wordt gecontroleerd wat de resusfactor van de baby is via cellen van de baby in het bloed van de moeder.
Is deze positief dan ontvangt de moeder via injectie anti-D.
Dit anti-D bindt aan eventueel gelekte bloedcellen tijdens de bevalling en voorkomt dat het afweersysteem van de moeder in actie komt.

Slide 17 - Slide

Orgaantransplantatie





MHC-I en MHC-II kunnen van mens tot mens variëren: kunnen bij orgaantransplantatie voor problemen zorgen. HLA systeem

Slide 18 - Slide

Immunotherapie tegen kanker
Tumorcellen worden opgekweekt en samengebracht met lymfocyten. Lymfocyten die reageren op (actief worden bij) het contact met antigenen op de tumorcellen (op het MHC-I eiwit) worden geïsoleerd en vermeerderd.
Wanneer deze cellen bij de patient worden ingespoten herkennen en doden ze tumorcellen.

Slide 19 - Slide

Doel 16.5
Je beschrijft de verschillen tussen bloedgroepen (AB0)
Je legt uit wat de resusfactor is.
Je legt uit wat de gevolgen zijn van bloedgroep en resusfactor voor bloedtransfusies.
Je legt de oorzaak uit van afstoting bij transplantaties.
Je beschrijft hoe immunotherapie bij kanker werkt.



Slide 20 - Slide

Huiswerk
In de online methode/ in je boek.
Kies een leerweg.
Maak de opdrachten bij de
behandelde leerdoelen.
Maak een begrippenlijst.

Slide 21 - Slide