Woordenschat: samenstellingen deel 1

Woordenschat 4
Samenstellingen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordenschat 4
Samenstellingen

Slide 1 - Slide

Een computer waarmee je een spel kunt doen:
A
computerspel
B
spelcomputer

Slide 2 - Quiz

Groente die je door de soep kunt doen:
A
groentesoep
B
soepgroente

Slide 3 - Quiz

Water dat uit de kraan komt:
A
kraanwater
B
waterkraan

Slide 4 - Quiz

tegel die op de vloer ligt:
A
tegelvloer
B
vloertegel

Slide 5 - Quiz

Samenstellingen:
Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden. 
Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis.

Bijvoorbeeld:
Een winterjas is een soort jas: een jas die je in de winter draagt. 
Een leesbril is een soort bril: een bril waarmee je kunt lezen.

Gebruik een woordenboek als je de betekenis niet zelf kunt bedenken. 
Soms staat een samenstelling niet in het woordenboek. Je kunt dan de losse woorden opzoeken. 
Bijvoorbeeld:
- Bij de meeste pretparken krijg je groepsreductie. 
Je kijkt dan in het woordenboek bij reductie (= korting).

Slide 6 - Slide

Wat is het belangrijkste deel van de samenstelling vakantiegangers?
A
vakantie
B
gangers

Slide 7 - Quiz

Vul de betekenis van deze samenstellingen in: parkeerplaatsen
A
plaatsen om te parkeren
B
parkeren op speciale plaatsen

Slide 8 - Quiz

Vul de betekenis van deze samenstellingen in:
luchthaventerminal
A
aankomst- en vertrekhal op een luchthaven
B
Plek waar de vliegtuigen geparkeerd staan

Slide 9 - Quiz

Vul de betekenis van deze samenstellingen in:
veiligheidsniveau
A
veiligheid op hoog niveau
B
de hoogte van de veiligheid

Slide 10 - Quiz

Aan de slag
Maken opdracht 2 t/m 7 op blz. 144 t/m 146

Slide 11 - Slide