Politiek Oefenvragen H456

Politiek deel 1 Oefenvragen
H4 5 en 6
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Politiek deel 1 Oefenvragen
H4 5 en 6

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Gelijkheid
Vrijheid
Grote overheid
Kleine overheid
Midden overheid
Samenwerken
Geld moet eerlijk verdeeld worden.
Iedereen zorgt voor zichzelf. 

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Drag question

1 duurzaamheid 
2 gespreide verantwoordelijkheid 
3 nationalisme
4 relatief kleine rol voor de overheid
a christendemocraten
b ecologisme
c. Liberalen
d Rechts-extremisme

Slide 5 - Drag question

Wat is het verschil tussen progressief en conservatief?

Slide 6 - Open question

Linkse oppositie valt Rutte aan op bezuinigingen
De linkse oppositiepartijen hebben donderdagavond harde kritiek geleverd op de bezuinigingsplannen van het kabinet Rutte. Tijdens een spoeddebat vielen …  premier Rutte aan op zijn plannen die vooral de zwakke groepen zouden treffen.

Slide 7 - Slide

Welke partijen moeten op de puntjes in de tekst worden ingevuld?
A
ChristenUnie, CDA en GroenLinks
B
ChristenUnie, SGP en GroenLinks
C
PvdA, SGP en GroenLinks
D
PvdA, SP en GroenLinks

Slide 8 - Quiz

Vrijheid van godsdienst?
Het respect in Nederland voor andere culturen en godsdiensten leidt ertoe dat een stevig immigratiebeleid ontbreekt. De integratie is te vrijblijvend en met radicale imams wordt nog steeds liever een kopje thee gedronken dan dat zij worden vervolgd, uitgezet en dat hun moskeeën worden gesloten. De vrijheid van  godsdienst is volgens Wilders en Spruyt “een groot goed, maar niet absoluut”.

Slide 9 - Slide

In de politiek worden de begrippen ‘links’, ‘rechts’, ‘progressief’ en ‘conservatief’ gebruikt.
Welke twee begrippen zijn van toepassing op de tekst?

Slide 10 - Open question

In welke politieke stroming hoort de VVD?
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Rechts- extremisme
D
Christendemocratien

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Vul hier je antwoord in van de vorige dia:

Slide 13 - Open question

Centraal leiderschap hoort bij welke stroming?

Slide 14 - Open question

Internationale solidariteit
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 15 - Quiz

Particulier Initiatief
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Christendemocraten
D
Ecologisme

Slide 16 - Quiz

Rentmeesterschap
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Christendemocraten
D
Ecologisme

Slide 17 - Quiz

Organisaties moeten vooral veel samenwerken.
A
Socialisme
B
Liberalisme
C
Christendemocraten
D
Ecologisme

Slide 18 - Quiz

Vrijheid; eigen keuzen maken
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Christendemocraten

Slide 19 - Quiz

Harmonie
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Christendemocraten

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Vul hier het antwoord in van de vorige pagina:

Slide 22 - Open question

Hoeveel leden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
76
C
100
D
150

Slide 23 - Quiz

Hoeveel zetels moet je hebben voor een meerderheid van de Tweede Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 24 - Quiz

De regering bestaat uit...
A
Eerste en Tweede kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen
D
Parlement en Koning

Slide 25 - Quiz

Het kabinet bestaat uit..
A
Eerst en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 26 - Quiz

Na de verkiezingen van de Tweede Kamer begint de kabinetsformatie. Het kabinetsbeleid dat na kabinetsformatie ontstaat, is het resultaat van
A
het overnemen van het verkiezingsprogramma van de partij die de meeste stemmen heeft gekregen.
B
het sluiten van compromissen tussen de partijen die het kabinet gaan vormen.
C
overleg tussen alle politieke partijen in de Tweede Kamer.
D
overleg tussen de koning en de fractieleiders van de partijen die het kabinet gaan vormen.

Slide 27 - Quiz

Tijdens de kabinetsformatie onderzoeken politieke partijen, onder leiding van een (in)formateur, of zij samen een kabinet kunnen vormen.

Als zij tot overeenstemming komen, leggen zij hun voornemens en uitgangspunten voor de komende vier jaar vast in een ……
A
coalitie
B
partijprogramma
C
regeerakkoord
D
wet

Slide 28 - Quiz

Hoe wordt een kabinet genoemd dat uit meerdere partijen bestaat?
A
coalitie
B
meerderheidskabinet
C
regeerakkoord
D
regering

Slide 29 - Quiz