Un, deux, trois... et voilà!

Un, deux, trois... et voilà!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Un, deux, trois... et voilà!

Slide 1 - Slide

1.1 Het zelfstandig naamwoord: definitie
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de / het / een) voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, aardrijkskundige namen (plaatsen, rivieren etc.) en voor (eigen)namen, ook al kun je daar soms geen lidwoord voor zetten.

Slide 2 - Slide

1.2 Het zelfstandig naamwoord: kenmerken
In het Frans is een zelfstandig naamwoord altijd mannelijk (m) OF vrouwelijk (v).

• Bij personen of bij sommige dieren is het logisch. Bijvoorbeeld:

  • Vader, broer, haan, stier, kater en oom zijn mannelijke zelfstandige naamwoorden.
  • -Moeder, zus, kip, koe en poes zijn vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.
  • Maar ook ALLE dingen zijn mannelijk of vrouwelijk. Je moet het geslacht van het zelfstandig naamwoord er dus altijd bijleren.

Slide 3 - Slide

1.3 Het zelfstandig naamwoord: tot slot
Hoe maak ik een meervoud in het Frans?

• Om een meervoud te maken, moet ik een s aan het einde van het zelfstandig naamwoord toevoegen: chat – chats.

Slide 4 - Slide

2.1 Het bepaalde lidwoord: definitie
De, het (enkelvoud) en de (meervoud) zijn bepaalde lidwoorden. Zij staan voor een zelfstandig naamwoord of voor een bijvoeglijk naamwoord dat voor het zelfstandig naamwoord staat. Bijvoorbeeld:
Het huis / het mooie huis
De tuin / de grote tuin
De grote tuinen / de grote huizen


Slide 5 - Slide

2.2 Het bepaalde lidwoord: kenmerken
De en het kunnen beide vertaald worden door le of la. De keuze tussen le of la wordt bepaald door het geslacht van het Franse zelfstandige naamwoord.
De (meervoud) wordt altijd vertaald door les.

Hoe vertaal ik le, la, les?
Le => de of het
La => de of het
Les => (meervoud)

Welke letters zijn klinkers?
De letters a, e , i, o, u zijn klinkers.


Wat is een stomme h?
In het Frans is bijna iedere h een stomme h, omdat je hem niet hoort.

Slide 6 - Slide

2.3 Stappenplan
Le, la, l’ of les?

  1. Staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud? JA => les / NEE => zie 2
  2. Begint het zelfstandig naamwoord met een klinker of een stomme h? JA => l’ / NEE => zie 3
  3. Is het zelfstandig naamwoord mannelijk? JA => le / NEE => la

Slide 7 - Slide

3.1 Het onbepaalde lidwoord: definitie
Het Nederlands kent alleen het onbepaalde lidwoord een. Er bestaat geen meervoudsvorm. Na het onbepaalde lidwoord komt altijd een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat voor een zelfstandig naamwoord staat.
Bijvoorbeeld: een huis, een tuin, een mooi huis, een grote tuin.
Bij een meervoud gebruikt het Nederlands geen onbepaald lidwoord: huizen, mooie huizen, tuinen, grote tuinen.

Slide 8 - Slide

3.2 Het onbepaalde lidwoord: kenmerken
Un, une en des zijn de Frans vormen van het onbepaalde lidwoord. 

Hoe vertaal ik un, une, des?
Un  <=> een
Une <=> een
Des <=> x


Als je het znw "huizen" naar het Frans wilt vertalen, moet je  het onbepaalde lidwoord gebruiken: des maisons. Wil je "des maisons" vertalen naar het Nederlands, dan houd je alleen het znw "huizen" over.

Slide 9 - Slide

3.3 Stappenplan
Un, une of des?

1. Staat het znw in het meervoud? JA => des / Nee => zie 2
2. Is het znw mannelijk? JA => un / NEE => zie 3
3. Is het znw vrouwelijk? JA => une

Slide 10 - Slide

4.1 Het bezittelijk voornaamwoord: definitie
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is.
Mijn, jouw, zijn, haar, ons / onze, jullie / uw en hun zijn alle Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat bij het zelfstandig naamwoord hoort. Bijvoorbeeld:
Mijn huis, mijn oude huis.

Slide 11 - Slide

4.2 Het bezittelijk vornaamwoord: kenmerken
In het Frans wordt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord bepaalt door het zelfstandig naamwoord. 

Mon, ma, mes = mijn
Ton, ta, tes = jouw
Son, sa, ses = zijn / haar


Waarom kun je “mon oncle” zowel door zijn oom als haar oom vertalen?
Omdat oncle een mannelijk znw is, moet je in het Frans de mannelijke vorm van mijn kiezen. Je kijkt dus naar het znw en niet naar de persoon van wie de oom is, zoals dat in het Nederlands gebeurt.

 

Notre, nos = ons, onze
Votre, vos = jullie / uw
Leur, leurs = hun
Hoe vertaal ik het bezittelijk voornaamword?

Slide 12 - Slide

4.3 Stappenplan
1. Staat het znw in het meervoud? JA => kies mes, tes, ses, nos, vos, leurs NEE => zie 2
2. Begint het znw met een klinker / h? JA => kies mon, ton, son, notre, votre, leur NEE => zie 3
3. Is het znw mannelijk? JA => kies mon, ton, son, notre, votre, leur NEE => zie 4
4. Is het znw vrouwelijk? JA => kies ma, ta, sa, notre, votre, leur

Slide 13 - Slide

5.1 Le présent van regelmatige ww. op ER: definitie
De onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) heet in het Frans le présent. Ik eet, wij kopen, jij danst zijn werkwoorden die in de tegenwoordige tijd zijn gebruikt.
 
Regelmatige werkwoorden worden altijd op dezelfde manier gebruikt. Je past een regel toe en doet steeds hetzelfde.

In het Frans bestaan er 3 groepen regelmatige werkwoorden. De werkworden die op ER eindigen, vormen de grootste groep (1e groep).




Slide 14 - Slide

5.2 De o.t.t. van een regelmatig ww. op ER: kenmerken
Wat is een uitgang?
De uitgang zijn letters die aan de stam worden toegevoegd om er een persoonsvorm van de maken.

Hoe maak ik de stam van een regelmatig werkwoord?
De stam is het werkwoord zonder ER.
de uitgangen
ke = +e
tu = +es
il/elle/on = +e
nous = +ons
vous + ez
ils/elles = +ent

Slide 15 - Slide

5.3: Stappenplan
1. Schrijf de stam van het werkwoord op.
2. Zoek het onderwerp van de zin.
3. Is het onderwerp een persoonlijk voornaamwoord? Ja => door naar 4. Nee => door naar 5
4. Voeg de juiste uitgang toe. Klaar.
5. Is het onderwerp enkelvoud? Ja => voeg de uitgang van il/elle/on toe. Nee => zie 6
6. Is het onderwerp meervoud? Ja => voeg de uitgang van ils /elles toe. Klaar.

Slide 16 - Slide

6.1 Het bijvoeglijk naamwoord: definitie
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. In het Nederlands staan bijvoeglijke naamwoorden voor het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: een wilde en groene tuin.
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord in de regel achter het zelfstandig naamwoord. Un jardin sauvage et vert. Sommige bijvoeglijke naamwoorden staan echter voor het zelfstandig naamwoord.
In het Frans moet het bijvoeglijk naamwoord zich aanpassen aan het geslacht en de vorm van het zelfstandig naamwoord.


Slide 17 - Slide

6.2 Het bijvoeglijk naamwoord: vorm
Hoe zet ik het bijvoeglijk naamwoord in het meervoud?
Door de letter e toe te voegen, tenzij de laatste letter al een s is.
Hoe maak ik een bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk?
Door de letter toe te voegen, tenzij de laatste letter al een e is.

Slide 18 - Slide

6.2 Het bijvoeglijk naamwoord: plaats
Uitzondering
grand, petit, joli, jeune, premier, dernier staan vóór het zelfstandig naamwoord.
Regel
Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans achter het zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Slide

6.3 Stappenplan
1.  Bepaal de plaats van het bijvoeglijk naamwoord.
Regel: voor het znw
Uitzondering: erachter
3. Is het znw een enkelvoud of een meervoud? 
enkelvoud => klaar
 meervoud => voeg een s toe
2. Is het znw mannelijk of vrouwelijk? 
mannelijk => -
vrouwelijk => voeg een e toe

Slide 20 - Slide

7.1 De ontkenning: definitie
Als je een zin ontkennend wilt maken, gebruik je in het Nederlands de woorden niet of geen. Bijvoorbeeld: ik heb geen huiswerk gemaakt. / Ik wil niet naar school.

In het Frans bestaat de ontkenning altijd uit twee woorden: ne + pas. Ne staat voor de persoonsvorm en pas achter de persoonsvorm. Bijvoorbeeld: Nous ne jouons pas au foot.

Als een persoonsvorm met een klinker of een stomme h begint, verandert ne in n'. Bijvoorbeeld: Elle n'aime pas les chips.

Slide 21 - Slide

7.2 De ontkenning: kenmerken
Hoe gebruik ik de ontkenning ne ... pas in het Frans?
Je zet ne vóór de persoonsvorm en pas er meteen achter.
Hoe vertaal ik niet / geen naar het Frans?
Je vertaalt niet / geen door de constructie ne ... pas.
Hoe vind ik de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord dat gekoppeld is aan het onderwerp in de zin.
ne + PV + pas

Slide 22 - Slide

7.3: Stappenplan


1. Onderstreep de persoonsvorm van de zin.
2. Plaats ne vóór de persoonsvorm en pas er meteen achter.
3. Begint de persoonsvorm met een klinker of een stomme h? Ja => verander ne in n' / Nee => klaar.

Slide 23 - Slide

8.1 Het aanwijzend voornaamwoord: definitie
Een aanwijzend voornaamwoord is een woord dat iets of iemand aanwijst. Een aanwijzend voornaamwoord verwijst meestal naar het woord dat er direct achter staat. 

Deze, die, dit en dat zijn aanwijzende voornaamwoorden. Bijvoorbeeld: deze mooie stoel, dit huis, die jongen, dit meisje.

Slide 24 - Slide

8.2 Het aanwijzend voornaamwoord: kenmerken
Ce of cet?
Als het zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud is en met een klinker of een stomme h begint, gebruik je cet.
Hoe gebruik ik het aanwijzend voornaamwoordin het  Frans?
Het zelfstandig naamwoord bepaalt de vorm van het aanwijzend voornaamwoord.
mannelijk => ce / cet
vrouwelijk => cette
meervoud => ces
Wanneer kies je welke vorm?

Slide 25 - Slide

8.3: Stappenplan


1. Staat het znw in het meervoud? JA => ces / NEE => zie 2
2. Is het znw vrouwelijk? JA => cette / NEE => zie 3
3. Begint het znw met een klinker of een stomme h? JA => cet / NEE => ce

Slide 26 - Slide

9.1 Woordvolgorde: definitie

Het Nederlands kent een andere woordvolgorde dan het Frans. Dat betekent dat je bij het vertalen van een zin, de woordvolgorde moet aanpassen.

Zinnen knippen is het verdelen van de zin in zinsdelen.
Als je een zin in stukken knipt, dan zet je voor en na ieder zinsdeel een streep.


Slide 27 - Slide

9.2 Woordvolgorde: kenmerken
Zij heeft gisteren een groot kado aan haar zus gegeven.
1. Hier, elle a donné un grand cadeau à sa soeur.
2. Elle a donné un grand cadeau à sa soeur hier
Woordvolgorde Frans
bijwoordelijke bepaling, + onderwerp + alle werkwoorden + lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp + bijwoordelijke bepaling
Als je twee bijwoordelijke bepalingen hebt, plaats je de bepaling van tijd vooraan de zin en de tweede bepaling achteraan.

Slide 28 - Slide

8.3: Stappenplan
Frans - Nederlands: 
1. Vertaal de zin letterlijk
2. Bepaal de zinsdelen
3. Zet de zinsdelen in de Nederlandse volgorde.


Nederlands - Frans
1. Knip de zin.
2. Zet de zinsdelen in de Franse volgorde.
3. Vertaal de zinsdelen.

Slide 29 - Slide

10.1 Le passé composé: definitie
De voltooide tegenwoordige tijd (v.t.t) heet in het Frans le passé composé. De zinnen "wij hebben gegeten", "jij hebt gefietst" staan in de v.t.t.. 
Het werkwoordelijk gezegde bestaat altijd uit een persoonsvorm en een voltooid deelwoord.
De persoonsvorm is altijd een vorm van hebben of zijn. 

Slide 30 - Slide

10.2 Le passé composé: kenmerken
Een voltooid deelwoord maken van een regelmatig ww. op ER
stam + e

avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
le passé composé
persoonsvorm + voltooid deelwoord
hulpwerkwoord =>
Het voltooid deelwoord van 
avoir => eu
être => été
faire => fait
prendre => pris

Slide 31 - Slide

10.3: Stappenplan
1. Onderstreep het onderwerp van de zin.
2. Schrijf de persoonsvorm van "avoir" op.
3. Is het werkwoord regelmatig of onregelmatig?


4.
regelmatig op ER
onregelmatig
schrijf de stam van het werkwoord op en voeg een é toe.
Schrijf het uit je hoofd geleerde voltooid deelwoord van het werkwoord op.

Slide 32 - Slide