Zintuigen les 3

DE OGEN
Leerjaar 4

biologie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

DE OGEN
Leerjaar 4

biologie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
  • Aanwezigheidscheck
  • Planten 6 oefenvragen
  • Bespreken basisstof 1/2
  • Instructie basisstof 3/4 (7 dia's)
  • Afronden/terugkijken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planten
zes oefenvragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vezels
Houtvaten
Bastvaten
Vaatbundel

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Waar vind je cellulose?
A
Celwand van een plant.
B
Opslag in bladeren
C
Cytoplasma van een cel.
D
Opslag in wortel.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Bemesting
D
Zaadverspreiding

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

zaadbeginsel
Stempel
Eicel
Vruchtbeginsel
Bloemkelk
Stijl

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Hoeveel vruchtbeginsels zie je hier en hoeveel zaadbeginsels?
A
1 vruchtbeginsel & 8 zaadbeginsels
B
1 vruchtbeginsel & 1 zaadbeginsel
C
8 vruchtbeginsels & 8 zaadbeginsels
D
8 vruchtbeginsels & 1 zaadbeginsel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak over een kiemende boon klopt NIET?
A
Kiemende zaden halen water uit grond
B
Kiemende zaden doen aan fotosynthese
C
Kiemende zaden halen hun voedsel uit de zaadlobben
D
Eerst komt de wortel, daarna de stengel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De samenvattingspagina

Elke les gebruik je een nieuw blad.

Vandaag
onderwerp: De ogen
Datum: 22-10-2024

Maak korte notities... schrijf niet letterlijk alles over!

7 dia's 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)

2. Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt (B4)

3. Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.(B4)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Uitwendige bouw van de ogen
Wenkbrauwen: beschermen tegen zweetdruppels (loopt langs je oog)

Wimpers: beschermen tegen __________________________________

Iris wordt ook wel regenboogvlies genoemd

Traanklieren maken traanvocht en de traanbuis voert een teveel aan traanvocht af naar de neus

Pupil is het zwarte gedeelte van je oog, hier komt licht naar binnen.

Je oogspieren zorgen ervoor dat je je ook in allerlei richtingen kunt draaien.
Dia 1 van 7

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Inwendige bouw van de ogen
Het harde oogvlies gaat aan de voorkant van het oog over in het hoornvlies.

Het vaatvlies bevat bloedvaten die je oog voorzien van voedingsstoffen en zuurstof

De gele vlek ligt achter op het netvlies. Hier zitten allemaal zintuigcellen (staafjes en kegeltjes) die je lichtprikkels omzetten in impulsen

Via de oogzenuw verlaten de impulsen je oog richting de hersenstam en grote hersenen.

De blinde vlek is de plek waar de oogzenuw het oog verlaat.
Dia 2 van 7

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Pupilreflex
Dia 3 van 7

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Volgorde licht in het oog
Hoornvlies --> pupil --> Lens --> glasachtig lichaam --> netvlies met gele vlek --> oogzenuw --> Hersenstam/hersenen

Werking van de lens
De lens breekt de lichtstralen naar elkaar toe, zodat het brandpunt op het netvlies valt.
Je ziet dan scherp.

Je oog accommodeert om de scherpte van je lens steeds aan te passen (ver en dichtbij)
Dia 4 van 7

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Accommoderen 
Het boller of platter worden van de lens.

Dichtbij scherp zien en ook veraf scherp zien.

bolle lens --> dichtbij scherp
platte lens --> veraf scherp
Dia 5 van 7

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

lensbandjes

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Veraf en dichtbij
Kringspieren en lensbandjes

veraf zien
Kringspieren ontspannen
Lensbandjes zijn strak gespannen
Lens wordt groot

Dichtbij zien
Kringspieren trekken samen
lensbandjes worden slap
Lens wordt kleiner

Dia 6 van 7

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Bril of lenzen nodig?

Ben je bijziend dan kan je alleen dichtbij scherp zien. Een holle lens (bril of lenzen) kan hierbij helpen (- sterkte)

Ben je verziend kan je alleen in de verte scherp zien. Een bolle lens (bril of lenzen)
kan hierbij helpen. (+ sterkte)
Dia 7 van 7

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)

2. Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt (B4)

3. Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.(B4)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Welk onderdeel van het oog beschermt je oog niet?
A
Wenkbrauw
B
Ooglid
C
Wimper
D
Netvlies

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Wat bescherm je met de pupilreflex?
A
Iris
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe verloopt de pupilreflexboog?
A
Zintuigcellen - gevoelszenuw - hersenstam - bewegingszenuw - Irisspiertjes
B
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - hersenstam - gevoelszenuw - Irisspiertjes
C
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - grote hersenen - gevoelszenuw - Irisspiertjes
D
Zintuigcellen - gevoelszenuw - grote hersenen - bewegingszenuw - Irisspiertjes

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

accomoderen is:
A
reflecteren
B
absorberen
C
construeren
D
scherp stellen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Elin heeft een bril nodig aangezien ze het bord vanaf achter in de klas niet goed kan zien. Is ze bijziend of verziend?
A
bijziend
B
verziend

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Aniek kijkt naar een landschap in de verte. Wat zegt dit over de "vorm" van haar lensbandjes en lens?
A
Lensbandjes: slap Lens: bol
B
Lensbandjes: strak Lens: plat

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)

2. Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt (B4)

3. Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.(B4)

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

Accomoderende werking
Als je een voorwerp wilt bekijken dat dichter bij je ogen ligt, moet de ooglens boller worden gemaakt.
Omdat de ooglens elastisch is, kan hij door het aanspannen of ontspannen van de spiertjes in het straallichaam boller of minder bol worden gemaakt.
Scherp zien
1. Licht komt binnen - bolle lens
2. licht wordt gebundeld en 
valt precies achter op het netvlies.
3. Dit komt doordat de lensbandjes de lens laten bewegen (boller of platter maken

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Accommoderen

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Doorsnede van het oog met de zintuigcellen in het netvlies.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Met staafjes
Met kegeltjes

Slide 37 - Slide

This item has no instructions