Zintuigen les 3

DE OGEN
Leerjaar 4

biologie
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

DE OGEN
Leerjaar 4

biologie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
  • Aanwezigheidscheck
  • Planten 6 oefenvragen
  • Bespreken basisstof 1/2 (huiswerk)
  • Instructie basisstof 3
  • Zelf aan de slag!
  • Afronden/terugkijken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planten
zes oefenvragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vezels
Houtvaten
Bastvaten
Vaatbundel

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Waar vind je cellulose?
A
Celwand van een plant.
B
Opslag in bladeren
C
Cytoplasma van een cel.
D
Opslag in wortel.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Bemesting
D
Zaadverspreiding

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

zaadbeginsel
Stempel
Eicel
Vruchtbeginsel
Bloemkelk
Stijl

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Hoeveel vruchtbeginsels zie je hier en hoeveel zaadbeginsels?
A
1 vruchtbeginsel & 8 zaadbeginsels
B
1 vruchtbeginsel & 1 zaadbeginsel
C
8 vruchtbeginsels & 8 zaadbeginsels
D
8 vruchtbeginsels & 1 zaadbeginsel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke uitspraak over een kiemende boon klopt NIET?
A
Kiemende zaden halen water uit grond
B
Kiemende zaden doen aan fotosynthese
C
Kiemende zaden halen hun voedsel uit de zaadlobben
D
Eerst komt de wortel, daarna de stengel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 2
1. Je kunt aangeven waar de gezichtszintuig, het gehoorzintuig en het evenwichtszintuig liggen en wat adequate prikkels zijn

 
2. Je kunt aangeven waar de zintuigcellen in je huid, de reukzintuigcellen en e smaakzintuigcellen liggen, hoe ze werken en wat hun adequate prikkels zijn.

Maak de orienatatie opdracht op bladzijde 6, vraag 1 t/m 5

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Maak bladzijde 2 t/m 9

Bladzijde 2: vraag 3
Bladzijde 3: vraag 5 - 6 - 7
Bladzijde 4: vraag 2 - 3
Bladzijde 7: vraag 1 - 2 - 3
Bladzijde 8: vraag 5 - 7
Bladzijde 9: vraag 8

Klaar?  Bladzijde 10
C. Verdieping                                  vraag 1 t/m 4


Lukt het niet af in de les? 
Onderdeel B & C  = huiswerk voor de volgende les.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Pijn
Aanraking
Warmte
Drukzintuig
Koudezintuig

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zoet
Zuur
Zout
Bitter
Unami
De neus

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

De samenvattingspagina

Elke les gebruik je een nieuw blad.

Vandaag
onderwerp: De ogen
Datum: 15-10-2025

Maak korte notities... schrijf niet letterlijk alles over!

4 dia's 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 3
De ogen




1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)


timer
8:00
Maak de orienatatie opdracht op bladzijde 12, vraag 1 & 2

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Organen rond het oog
1. Wimper: De wimpers voorkomen dat er zweet in je ogen loopt.

2. Ooglid (bovenste en onderste)

3. Wenkbrauw

4. Traanklieren met Traanbuizen 
      (deze zie je niet op de afbeelding)

Wit : het harde oogvlies
Gekleurd : de iris (met de spiertjes)
Zwart : de pupil
Over de de iris en de pupil zit het hoornvlies, dat is een kleurloos vlies.
Deze onderdelen zie je: 
Dia 1 van 4

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bouw van je oog

Traanklieren maken traanvocht en de traanbuis voert een teveel aan traanvocht af naar de neus

Pupil is het zwarte gedeelte van je oog, hier komt licht naar binnen.

Je oogspieren zorgen ervoor dat je je ook in allerlei richtingen kunt draaien.
Dia 2 van 4

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Inwendige bouw van de ogen
Het harde oogvlies gaat aan de voorkant van het oog over in het hoornvlies.

Het vaatvlies bevat bloedvaten die je oog voorzien van voedingsstoffen en zuurstof

De gele vlek ligt achter op het netvlies. Hier zitten allemaal zintuigcellen (staafjes en kegeltjes) die je lichtprikkels omzetten in impulsen

Via de oogzenuw verlaten de impulsen je oog richting de hersenstam en grote hersenen.

De blinde vlek is de plek waar de oogzenuw het oog verlaat.
Dia 3 van 4

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Netvlies
Gele vlek - deze plek heeft veel zintuigcellen, hierdoor zie je scherp. 

Blinde vlek - deze plek heeft geen zintuigcellen, zet licht dus niet om in impulsen.
Dia 4 van 4

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Maak bladzijde 13 t/m 15

Maak B. kennisopdrachten
Vraag 1 t/m 4
Maak C. Verdieping
Vraag 1 t/m 4

Lukt het niet af in de les? 
Onderdeel B & C  = huiswerk voor de volgende les.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 3
De ogen


1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken 


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welk onderdeel van het oog beschermt je oog niet?
A
Wenkbrauw
B
Ooglid
C
Wimper
D
Netvlies

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
lens

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Pupilreflex
Dia 3 van 7

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Volgorde licht in het oog
Hoornvlies --> pupil --> Lens --> glasachtig lichaam --> netvlies met gele vlek --> oogzenuw --> Hersenstam/hersenen

Werking van de lens
De lens breekt de lichtstralen naar elkaar toe, zodat het brandpunt op het netvlies valt.
Je ziet dan scherp.

Je oog accommodeert om de scherpte van je lens steeds aan te passen (ver en dichtbij)
Dia 4 van 7

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Accommoderen 
Het boller of platter worden van de lens.

Dichtbij scherp zien en ook veraf scherp zien.

bolle lens --> dichtbij scherp
platte lens --> veraf scherp
Dia 5 van 7

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

lensbandjes

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Veraf en dichtbij
Kringspieren en lensbandjes

veraf zien
Kringspieren ontspannen
Lensbandjes zijn strak gespannen
Lens wordt groot

Dichtbij zien
Kringspieren trekken samen
lensbandjes worden slap
Lens wordt kleiner

Dia 6 van 7

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Bril of lenzen nodig?

Ben je bijziend dan kan je alleen dichtbij scherp zien. Een holle lens (bril of lenzen) kan hierbij helpen (- sterkte)

Ben je verziend kan je alleen in de verte scherp zien. Een bolle lens (bril of lenzen)
kan hierbij helpen. (+ sterkte)
Dia 7 van 7

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)

2. Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt (B4)

3. Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.(B4)

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Wat bescherm je met de pupilreflex?
A
Iris
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Hoe verloopt de pupilreflexboog?
A
Zintuigcellen - gevoelszenuw - hersenstam - bewegingszenuw - Irisspiertjes
B
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - hersenstam - gevoelszenuw - Irisspiertjes
C
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - grote hersenen - gevoelszenuw - Irisspiertjes
D
Zintuigcellen - gevoelszenuw - grote hersenen - bewegingszenuw - Irisspiertjes

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

accomoderen is:
A
reflecteren
B
absorberen
C
construeren
D
scherp stellen

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Elin heeft een bril nodig aangezien ze het bord vanaf achter in de klas niet goed kan zien. Is ze bijziend of verziend?
A
bijziend
B
verziend

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Aniek kijkt naar een landschap in de verte. Wat zegt dit over de "vorm" van haar lensbandjes en lens?
A
Lensbandjes: slap Lens: bol
B
Lensbandjes: strak Lens: plat

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen vandaag
1. Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog benoemen met hun functies en kenmerken (B3)

2. Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt (B4)

3. Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.(B4)

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Video

Accomoderende werking
Als je een voorwerp wilt bekijken dat dichter bij je ogen ligt, moet de ooglens boller worden gemaakt.
Omdat de ooglens elastisch is, kan hij door het aanspannen of ontspannen van de spiertjes in het straallichaam boller of minder bol worden gemaakt.
Scherp zien
1. Licht komt binnen - bolle lens
2. licht wordt gebundeld en 
valt precies achter op het netvlies.
3. Dit komt doordat de lensbandjes de lens laten bewegen (boller of platter maken

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Accommoderen

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Doorsnede van het oog met de zintuigcellen in het netvlies.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Met staafjes
Met kegeltjes

Slide 50 - Slide

This item has no instructions