1. Werken in het kinderdagverblijf

Binnen is beginnen

 Leg alleen je Z&W - map en je schrijfmateriaal op tafel.
 Haal de opdrachten van de casus Thuiszorg uit je map en leg deze op de hoek van de tafel. 

1 / 30
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Binnen is beginnen

 Leg alleen je Z&W - map en je schrijfmateriaal op tafel.
 Haal de opdrachten van de casus Thuiszorg uit je map en leg deze op de hoek van de tafel. 

Slide 1 - Slide

Het kinderdagverblijf

Slide 2 - Slide

Even bijkletsen 
Hoe gaan we aan het werk de komende weken. 

Huiswerk 
Opdrachten in de les 

Ga je hard aan de slag in de les dan kun je ook al huiswerk maken. 

Slide 3 - Slide

Vandaag To do?
  1. Uitdelen nieuwe opdrachten, planning, etc. 
  2. Uitleg werkwijze/ planning Kinderdagverblijf.
  3. Start 1ste instructie + opdrachten.

Slide 4 - Slide


Belangrijke begrippen 


- Objectief
- Subjectief 
- Omgangsvormen
- Representatief

Maak aantekeningen!!!

Slide 5 - Slide

Omgangsvormen =
Hoe je mensen behandelt
Representatief gedrag =
 Beleefd en respectvol gedrag naar anderen toe.
Representatief uiterlijk =
Goed verzorgd uiterlijk.

Slide 6 - Slide

Omgangsvormen/
beleefdheidsvormen
Er zijn gedragsregels die je vertellen hoe je in een bepaalde situatie om moet gaan.

Slide 7 - Slide

Zakelijk bellen
Voor een zakelijk telefoongesprek hanteer je de volgende regels:
  

  • Start met een correcte begroeting, bijvoorbeeld ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’.
  • Noem daarna de naam van de instelling, gevolgd door je eigen naam.
  • Noteer de naam van de beller.
  • Vraag wat je voor de ander kunt betekenen.
  • Herhaal de boodschap of geef een samenvatting.
  • Eindig met een correcte groet, bijvoorbeeld ‘Bedankt voor het bellen, fijne dag

Slide 8 - Slide

Wat betekent objectief ?
A
Iets is objectief als het gaat om een mening.
B
Iets is objectief als het gaat om een feit

Slide 9 - Quiz

Objectief 
= als het gaat om een feit

• De trui is zwart van kleur.
• Twee en twee is vier.
• Nederland is een land.

Subjectief
= als het gaat om een mening. 

• Ik vind de kleur van die trui mooi.
• Dat is een makkelijke som.
• Ik woon graag in Nederland.

Slide 10 - Slide

Aan de slag 
Maak de opdracht subjectief/objectief 
Hier krijg je 15 minuten voor 
Ben je klaar? Lees de opdracht doelgroep leren kennen. 

timer
15:00

Slide 11 - Slide

Belangrijke begrippen
  • Verschillende doelgroepen
  • Soorten activiteiten
  • Fijne en Grove Motoriek

Maak aantekeningen!!

Slide 12 - Slide

Wat is een kinderdagverblijf?
Is een plaats waar baby's en peuters worden opgevangen in de leeftijdscategorie 0 - 4 jaar 

Slide 13 - Slide

Een baby ben je tussen de …….
A
0-1
B
1-2
C
0-2
D
2-4

Slide 14 - Quiz

Wat is een dreumes?

Slide 15 - Open question

12-18
6-12
4-6
2-4
Kleuter
Peuter
schoolkind
Puber

Slide 16 - Drag question

Doelgroep
gezamenlijke kenmerken:
 zoals leeftijd, hobby’s, ziekte, handicap of geslacht 

Slide 17 - Slide

Verschillende soorten groepen


  • Homogene groepen: dit zijn groepen waarvan de leden dezelfde kenmerken hebben. De mensen in de groep zijn bijvoorbeeld ongeveer even oud en van hetzelfde geslacht, zoals bij een voetbalteam. 
  • Heterogene groepen: in deze groep zijn de verschillen groter. Er is bijvoorbeeld een groter leeftijdsverschil en er zijn zowel jongens als meisjes, zoals bij een groep in een kinderdagverblijf.




Slide 18 - Slide

Verticale en horizontale groepen
Verticale groep: verschillende leeftijden. 
Een groep in een kinderdagverblijf bijvoorbeeld met kinderen van 0 t/m 4 jaar in dezelfde groep.
Horizontale groep: iedereen is even oud. 
Een groep in een kinderdagverblijf bijvoorbeeld met alleen baby’s in dezelfde groep. 

Slide 19 - Slide


Een voorbeeld van een doelgroep is:
meerdere antwoorden mogelijk.
A
Kinderen van groep 5
B
Baby`s en ouderen
C
Brood kopen bij een bakker
D
Gehandicapten

Slide 20 - Quiz

Dit is een homogenen groep:
De jongens spelen samen voetbal
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Welke groep zie je hier?

Slide 22 - Slide

Welke groep zag je op het vorige plaatje?
A
Homogene groep/ Verticale groep
B
Heterogene groep/ Verticale groep
C
Heterogene groep/ Horizontale groep
D
Homogene groep/ Horizontale groep

Slide 23 - Quiz

Op welke foto zie je een horizontale groep?
A
B

Slide 24 - Quiz

Soorten activiteit
Sociale activiteit = samen zijn met mensen en in contact zijn.
(Re)creatieve activiteit = om te kunnen ontspannen. 
Sportieve activiteit = lichamelijk in beweging zijn.
Educatieve activiteit = waar je van leert.

Slide 25 - Slide

Welke activiteiten kunnen er gegeven worden aan een peuter in een kinderdagverblijf
- Creatieve activiteiten . VB: Knutselen
- Educatieve activiteiten voor de taalontwikkeling. 
VB Voorlezen. 
- Sportieve activiteiten voor de motorische ontwikkeling.
VB Buiten spelen



Slide 26 - Slide

Grove motoriek
Alles met grote beweging.
VB: springen
traplopen
hinkelen
Fijne motoriek
Alles met je handen.

vb: poppetjes tekenen
puzzelen
papier knippen

Slide 27 - Slide

Aan de slag
Lees en maak de opdracht: Doelgroep leren kennen.
Let op! Je hebt hier een digitaal bestand voor nodig. 
vr_activiteiten_KB.xlsm of vr_activiteiten_BB.xlsm
Deze staat in magister, sla het bestand op onder je eigen naam op je laptop. 
Klaar? Print uit en kijk je opdracht na.
Laat je opdracht aftekenen. 
timer
1:00

Slide 28 - Slide

Huiswerk 
Opdracht werken in het kinderdag verblijf 
Ontwikkeling van een baby 
Mond verzorging 

13 Juni stageverslag in leveren 
Samen bekijken, noteer het in je agenda, het staat al in magister 

Slide 29 - Slide

Exit 
Volgende week dinsdag huiswerk, zie magister. 

Vul het papiertje in wat je van de docent krijgt. 
Schrijf duidelijk en wees eerlijk

Als de bel gaat schuif je je stoel aan en mag je gaan. 

Slide 30 - Slide