Valentijnkoekjes

• Consumptieve techniek
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Welkom klas 1

Hoe gaat het met jullie?

1. super
2. het kan beter
3. het gaat goed
4. niet zo goed

Basisregels

Leerdoelen

Leerling weet wat Valentijn is

Leerling kan zelfstandig koekdeeg maken

Vorige week

Herhaling vorige week

Wat heb je geleerd?

Leerling weet wat Valentijn is

Leerling kan zelfstandig koekdeeg maken

Wat is Valentijn?

Valentijnsdag is een dag waarop geliefden elkaar extra

aandacht geven met bijvoorbeeld cadeautjes, bloemen of

kaarten. Valentijnsdag wordt gevierd op 14 februari.

Ingredïenten

Een eigeel

75 gram boter

50 gram basterdsuiker wit

100 gram bloem

Materialen

Bekken

Koksmes

Snijplank wit

Kookwekker

Weegschaal

2 Kommetjes

Voordat je begint

Emmer sop vullen en klaarzetten in je werkbank 

Schort om + haarnetje op 

Handen wassen met zeep (20 sec) 

Werkbank controleren 

Uitvoeren

Verzamel materialen

Verzamel ingrediënten

Weeg alles af

Splits het ei met de twee kommetjes (demonstratie)

Eigeel bewaar je

Meng in de bekken de boter, suiker, eigeel en bloem

Kneed het tot een stevige bal met je handen

Verpak het deeg in folie

Laat het 30 minuten rusten in de koelkast

Uitvoeren

10. Verwarm de oven op 180 graden

11. Strooi een beetje bloem op de werkbank

12. Rol het deeg uit tot 0,5 cm dik

13. Druk of snij vormpjes uit het deeg

14. Leg de koekjes op bakpapier met ruimte er tussen

15. Bak de koekjes 15-20 minuten

Schoonmaken

1. Afwassen van het gebruikte materiaal

2. Maak de bovenkant van de werkbank schoon 

3. Maak het fornuis schoon 

4. Maak de binnenkant van de pannenkast schoon 

5. Maak de lade schoon 

A. Binnenkant

B. Buitenkant

Leerdoelen behaald?

Wat is Valentijn?

Hoe maak je koekdeeg?

Hoe vond je het schoonmaken gaan?

1. Heel goed, geen verbeterpunten
2. Goed, kan iets beter
3. Niet zo goed, kan veel beter
4. Slecht, het is nog vies en moet opnieuw

Ben je blij met het eindresultaat?
Vertel ook waarom je wel of niet blij bent.

Hoe ging het samenwerken?

1. Heel erg goed, alles was goed verdeeld
2. Goed, maar het kan beter
3. Niet zo goed, de een heeft meer gedaan dan de ander
4. Slecht, de verdeling klopte niet