Oefenen TT taal blok 1 tot en met 6

volledig
A
helemaal vol
B
geheel, helemaal
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

volledig
A
helemaal vol
B
geheel, helemaal

Slide 1 - Quiz

telegramstijl
A
met een fax versturen
B
heel korte manier van opschrijven

Slide 2 - Quiz

aansluiten bij
A
ergens bijpassen
B
heel strak zittend

Slide 3 - Quiz

afdingen
A
meer bieden dan de vraagprijs
B
minder bieden dan de vraagprijs

Slide 4 - Quiz

verschepen
A
per schip vervoeren
B
opscheppen

Slide 5 - Quiz

opperen
A
voorstellen
B
helemaal gebruiken

Slide 6 - Quiz

het landgoed rond het slot is gesloten voor publiek (slot)
A
sluiting
B
einde van een verhaal
C
kasteel

Slide 7 - Quiz

Zet de pan maar op het kleinste pit.
(pit)
A
brander op een gasstel
B
lont van een kaars
C
kracht, energie

Slide 8 - Quiz

benadrukken
A
extra exemplaar maken
B
extra aandacht leggen op

Slide 9 - Quiz

schrijnend
A
stralend, hitte afgevend
B
ellendig, hartverscheurend

Slide 10 - Quiz

pril
A
pas onstaan
B
medicijn

Slide 11 - Quiz

er zit een ....bij hem los
A
bijl
B
schroefje

Slide 12 - Quiz

hij moet even .....afblazen
A
rook
B
stoom

Slide 13 - Quiz

een ....drijven tussen twee personen
A
hangijzer
B
wig

Slide 14 - Quiz

een wig drijven tussen personen betekent:
A
ervoor zorgen dat ze ruzie krijgen
B
ervoor zorgen dat de deur vast blijft zitten

Slide 15 - Quiz

effect
A
betaalmiddel
B
gevolg van iets

Slide 16 - Quiz

database
A
kosten voor mobiel internet
B
gegevensbank, plaats waar informatie digitaal is opgeslagen

Slide 17 - Quiz

debatteren
A
discussiëren
B
ruzie maken

Slide 18 - Quiz

incident
A
ongeluk
B
vervelende, plotselinge gebeurtenis

Slide 19 - Quiz

lanceren
A
afschieten
B
aanbrengen

Slide 20 - Quiz

infrastructuur
A
geheel van wegen, havens en vliegvelden
B
routes die gebruikt worden in een provincie

Slide 21 - Quiz

dillema
A
moeilijke opdracht
B
moeilijke keuze tussen twee dingen

Slide 22 - Quiz

cruciaal
A
beslissend
B
reis met een schip

Slide 23 - Quiz

rigoreus
A
de reden om iets te doen
B
grondig, met grote gevolgen

Slide 24 - Quiz

argwanend
A
achterdochtig, wantrouwend
B
achtergesteld, tekort gedaan

Slide 25 - Quiz

de kop indrukken
A
een punt maken, je mening geven
B
een einde maken aan iets

Slide 26 - Quiz

onverteerbaar
A
iets niet uit je hoofd krijgen
B
zo pijnlijk dat het niet te verdragen is

Slide 27 - Quiz

inspireren

Slide 28 - Open question

reëel
A
een kort filmpje op social media
B
werkelijk, waarschijnlijk

Slide 29 - Quiz

stellen
A
zeggen dat het zo is
B
tot 1 miljoen tellen
C
zeggen dat het niet zo is
D
zeggen dat het niet kan

Slide 30 - Quiz