persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Lesoverzicht
- Wie is er wel en wie niet?
- Hoe gaat het met je?
- Verwachtingen
- Wat gaan we doen?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Lesoverzicht
- Wie is er wel en wie niet?
- Hoe gaat het met je?
- Verwachtingen
- Wat gaan we doen?

Slide 1 - Slide

Verwachtingen
Tijdens de les:
- luister je naar de instructie. Je praat niet door de leerkracht heen.

- doe je actief mee.

- Je let op jezelf.

- Je hebt je spullen bij je.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

- samen lezen het Pungelhuis 

- instructie sterke en zwakke werkwoorden



Slide 3 - Slide

Het pungelhuis

Slide 4 - Slide

Het pungelhuis
We vullen het werkblad in.

Let op: Je krijgt hier een beoordeling voor!

Slide 5 - Slide

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:
lopen> liepen  gaan>gingen


Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. 
hopen> hoopten luisteren> luisterden

Slide 6 - Slide

herhalen
Sterke en zwakke werkwoorden.
Koken, snijden, bakken, eten, drinken

Slide 7 - Slide

Lesdoel
Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Slide 8 - Slide

ik vorm+te(n)
ik vorm+de(n)
koken
ik vorm: kook
roeren
ik roer
enkelvoud
kookte
roerde
meervoud
kookten
roerden

Slide 9 - Slide

ik vorm+te(n)
ik vorm+de(n)
bakken
ik vorm: bak
mengen
ik vorm: meng
enkelvoud
bakte
mengde
meervoud
bakten
mengden

Slide 10 - Slide

Samen
roeren            De kok...................................de soep goed.

hakken            Voor het opdienen ....................hij de peterselie fijn.


schillen          Ze .......................de aardappelen voor het bakken.




Slide 11 - Slide

Maken (huiswerk)
pagina 228: opdracht 1

pagina 229: opdracht 3 , 4 en 5 (in je schrift)


Huiswerk af: vrijdag 18 april



Slide 12 - Slide