persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Lesoverzicht
- Wie is er wel en wie niet?
- Hoe gaat het met je?
- Verwachtingen
- Wat gaan we doen?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Lesoverzicht
- Wie is er wel en wie niet?
- Hoe gaat het met je?
- Verwachtingen
- Wat gaan we doen?

Slide 1 - Slide

Verwachtingen
Tijdens de les:
- luister je naar de instructie. Je praat niet door de leerkracht heen.

- doe je actief mee.

- Je let op jezelf.

- Je hebt je spullen bij je.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

- samen lezen De zee kwam door de brievenbus

- instructie sterke en zwakke werkwoorden



Slide 3 - Slide

De zee kwam door de brievenbus

Slide 4 - Slide

Voorkennis
- Wat zie je op de plaat?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:
lopen> liepen  gaan>gingen


Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. 
hopen> hoopten luisteren> luisterden

Slide 7 - Slide

ik vorm+te(n)
ik vorm+de(n)
koken
ik vorm: kook
roeren
ik roer
enkelvoud
kookte
roerde
meervoud
kookten
roerden

Slide 8 - Slide

herhalen
werkblad zwakke werkwoorden

Slide 9 - Slide

Lesdoel
Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Slide 10 - Slide

enkelvoud
meervoud
kijken
keek
keken
schrikken
schrok
schrokken
verlaten
verliet
verlieten
worden
werd
werden

Slide 11 - Slide

Maken (huiswerk)
pagina 230:
opdracht 1

opdracht 3 (schrift)
opdracht 4 (schrift)



Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide