Grammatica H6 les 1

Welkom!
Grammatica

Les 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!
Grammatica

Les 1

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Leeskwartier
- Grammatica uitleg: enkelvoudige en samengestelde zinnen, hoofdzinnen en bijzinnen
- Maken: opdr. 2 + 3 
- Hebben we het leerdoel behaald?

Leerdoel: aan het einde van de les weet ik wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn en hoe ik ze herken.
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen = met één persoonsvorm
Samengestelde zinnen = met meer persoonsvormen

Hoe herken je ze?
1. Zoek alle persoonsvormen van de zin door de zin van tijd te veranderen.
2. Heeft de zin 1 persoonsvorm, dan is het een enkelvoudige zin; heeft de zin meer persoonsvormen, dan is het een samengestelde zin. 

Slide 3 - Slide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Hoofdzin = persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar. De persoonsvorm staat voorin de zin, op de eerste of tweede plaats. 
- De warme bakker(ow) verkoopt(pv) heerlijke krentenbollen. (hoofdzin)
- Verkoopt(pv) de warme bakker(ow) heerlijke krentenbollen? (hoofdzin)

Bijzin = een gedeelte van een hoofdzin. In een bijzin kúnnen tussen persoonsvorm en onderwerp nog andere zinsdelen staan.  De persoonsvorm van de bijzin staat meestal achteraan in de zin:

Slide 4 - Slide

- Je(ow) weet(pv) (hz) dat de warme bakker(ow) heerlijke krentenbollen(lv) verkoopt(pv).(bz) 

Als een zin twee pv's heeft, zijn er twee mogelijkheden:
1. De zin bestaat uit twee hoofdzinnen (hz+hz)
2. De zin bestaat uit een hoofdzin met een bijzin erin. 

Slide 5 - Slide

Hz+Hz = We(ow) kunnen(pv) naar de bieb gaan, maar dan moeten(pv) we(ow) nu weg. 

Hz+Bz = Dat Aron(ow) bij Jessica gespiekt had(pv), zag(pv) de docent(ow) onmiddellijk.

Slide 6 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden
Twee hoofdzinnen worden aan elkaar geplakt door middel van komma's of nevenschikkende voegwoorden:
en - maar - want - of - dus 

Hoofdzin en bijzin worden aan elkaar geplakt met onderschikkende voegwoorden. (niet een vast rijtje)

Slide 7 - Slide

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen
1. Maak de zin vragend, dan vind je de persoonsvorm van de hoofdzin. 
2. Verander de zin van tijd, dan vind je alle persoonsvormen.
3. Zoek van de zinnen de persoonsvormen en het onderwerp.
4. Probeer of je tussen persoonsvorm en onderwerp een woord kunt invoegen. Als dat niet kan, is er sprake van een hoofdzin. Wel? Dan heb je te maken met een bijzin.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Aan het werk
Wat: maken opdr. 2 + 3
Hoe: 10 min. zelfstandig
Hulp: vinger opsteken
Tijd:  hele les
Uitkomst: je kan enkelvoudige en samengestelde zinnen herkennen en weet wanneer het hoofdzinnen of bijzinnen zijn
Klaar: bezig voor een ander vak
timer
20:00

Slide 10 - Slide

Hebben we de leerdoelen behaald?
- Ik weet nu wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn en hoe ik ze herken.

Slide 11 - Slide