1hv les

Welcome 1hv1!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome 1hv1!

Slide 1 - Slide

Planning for today
  • First up: What do we have to study for the test?
  •  New Grammar: plurals 

Goal for today: At the end of this lesson, we will know how to use have got and plurals in English!

Slide 2 - Slide

Unit 1 +2 test
Test unit 1,2 on Friday the 26th of November.
Vocabulary lesson 1 & 2 (unit 1, page 94)
Vocabulary lesson 3 & 4 (unit 2, page 100)
Grammar 1.3 , 1.4 , 1.5 (Unit 1, page 92, 93)
Grammar 2.1 , 2.2 , 2.3 , 2.4 , 2.5 , 2.6 (Unit 2, page 97,98)
Phrases unit 1 (page 96)

Slide 3 - Slide

Unit 1 +2 test

Let op! De woordjes leren we van NL-EN & EN-NL 
De zinnen hoef je alleen te vertalen van het nederlands naar het Engels. 

Slide 4 - Slide

Plurals

Slide 5 - Slide

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 6 - Slide

Woorden die eindigen op medeklinker+y
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 7 - Slide

Woorden die eindigen op een s-klank
2. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes

Slide 8 - Slide

Woorden die eindigen op f(e)
3. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 9 - Slide

Onregelmatige woorden:
Volgende woorden veranderen in spelling, leer deze goed!!
one man - two men
one woman - two women
one child - two children
one mouse - two mice
one foot - two feet
one sheep - two sheep



Slide 10 - Slide

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 13 - Quiz

Wat is het meepervoud van sheep
A
Sheep's
B
Sheeps
C
Sheep
D
A, B en C zijn goed

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van man?
A
Mans
B
Man's
C
Man
D
Men

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van short
A
short
B
shorts
C
short's
D
shorten

Slide 17 - Quiz

Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hier:

Slide 18 - Open question

What next?
Open your workbook and start working on  Unit 2 lesson 4 exercise: 29 t/m 37. 

Heb je de woordjes/ zinnen of de grammatica nodig? Blader dan achterin je coursebook (rond pagina 100 ongeveer) Daar kan je alles vinden wat je nodig hebt :) 

Slide 19 - Slide