De sociale psychologie bestudeert de manier waarop mensen met elkaar omgaan en elkaar beïnvloeden.
gedrag
persoonskenmerken
omgevingskenmerken
Slide 3 - Slide
10.1.1 Gedrag
Gedrag is het geheel van acties en reacties van een mens in relatie tot zijn omgeving.
uitwendig of inwendig
bewust of onbewust
aangeboren of aangeleerd
Sociaal gedrag is gedrag dat mensen vertonen ten opzichte van elkaar.
Slide 4 - Slide
Sociale psychologie richt zich op hoe individuen en de samenleving op elkaar reageren, hoe groepen mensen samenleven.
= het begrijpen van gedrag in het bijzijn van anderen
door werkelijke of ingebeelde interactie met anderen
continue interactie tussen persoonskenmerken en omgevingskenmerken
Slide 5 - Slide
10.1.2 Persoonskenmerken
Jouw persoonlijkheid wordt gevormd stabiele elementen die jouw gedrag, gevoelens en gedachten bepalen en die jou onderscheiden van anderen.
Persoonlijkheid uit zich in de manier waarop je ageert en reageert in uiteenlopende situaties.
Persoonlijkheid bestaat uit temperament en karakter.
Slide 6 - Slide
temperament
een aangeboren patroon van reacties die jouw gedrag bepaalt
reeds van bij de geboorte aanwezig
blijft grotendeels onveranderd
basis: biologische processen
is genetisch bepaald DUS moeilijk te veranderen
MAAR kan wel door extreme lichamelijke verandering
Slide 7 - Slide
karakter
zowel aangeboren eigenschappen als aangeleerde eigenschappen, die zich in de loop van het leven ontwikkelen
resultaat van de sociale interacties en ervaringen
invloed van cultuur
De omgeving neemt het gedrag van een ander waar en spreekt het dan uit.
niet zo stabiel als temperament
Slide 8 - Slide
10.1.3 Omgevingskenmerken
De druk van sociale situaties waarin mensen zich bevinden, zijn soms zo sterk dat hun persoonlijkheid en persoonskenmerken er niet tegen opgewassen zijn.
Groepsdruk verandert het gedrag van mensen (positief en negatief).
Slide 9 - Slide
10.2 Sociale rollen en normen
Slide 10 - Slide
Mensen zijn flexibel in hun gedrag (inschatting maken en gedrag aanpassen).
Een sociale rol wil zeggen dat je telkens een bepaalde plaats inneemt in een groep.
Sociale normen zijn regels, waarden, normen en verwachtingen die gelden in een bepaalde groep en die jouw gedrag bewust en onbewust sturen.
Slide 11 - Slide
10.2.1 Sociale rollen: mijn plaats ...
De sociale positie is de positie die iemand inneemt in een bepaalde sociale situatie of relatie.
Een positieset is het geheel van alle sociale posities.
langdurig of zeer tijdelijk
Een sociale rol is een set van verwachtingen die iedereen heeft ten opzichte van iemand die een bepaalde sociale positie bekleedt.
Slide 12 - Slide
Sociale rollen geven aan en beschrijven welke activiteiten en gedragingen mensen van ons verwachten omdat we in een bepaalde sociale positie zitten.
Sociale status is de waardering die de leden van de samenleving hebben en uitspreken voor bepaalde sociale posities die je inneemt.
Slide 13 - Slide
Omgaan met rollen
Rolgedrag = je vertoont gedrag dat past bij jouw rol in een bepaalde sociale positie.
positief sociaal gedrag
negatief sociaal gedrag
asociaal gedrag is een slecht functioneren in sociale rollen en wordt gekenmerkt door agressieve vormen van niet-aanpassing
Slide 14 - Slide
Rolconflicten
Een rolconflict ontstaat wanneer bij de verschillende sociale posities die je inneemt, verschillende rollen horen die niet met elkaar te verzoenen zijn.
intern rolconflict
extern rolconflict
Een rolconflict kan spanning veroorzaken, maar de spanning hoeft niet noodzakelijk te leiden tot stress.
Slide 15 - Slide
10.2.2 Sociale normen
Sociale normen zijn impliciete en expliciete regels die een groep hanteert in verband met de positie die je inneemt in een groep.
Waarden zijn ideeën, opvattingen of algemene richtlijnen die een samenleving of een bepaalde groep belangrijk vindt in het leven.
Normen zijn concrete gedragsregels.
Slide 16 - Slide
Eenzelfde waarde of norm kan leiden tot verschillende verwachtingen en dus tot ander gedrag.
Sociale controle is het geheel van alle beïnvloeding door de sociale omgeving op een persoon.
Om het gedrag van een persoon bij te sturen, maakt de samenleving of groep gebruik van beloningen of sancties.
Slide 17 - Slide
10.3 Sociale beïnvloeding en groepsdruk
Slide 18 - Slide
Sociale beïnvloeding wil zeggen dat je - gewild of ongewild, bewust of onbewust - de invloed van anderen ondergaat, maar dat jij zelf ook invloed uitoefent op anderen.
herkenbare en minder herkenbare vormen van sociale beïnvloeding
omgaan met beïnvloeding?
Slide 19 - Slide
Groepsdruk is de druk die je binnen een groep ondervindt om jouw gedrag af te stemmen op wat anderen in de groep vinden dat de groepsnorm is.
positief of negatief?
Slide 20 - Slide
10.3.1 Groepsnormen die het ...
Injuctievenormen zijn moreel van aard en beschrijven wat mensen zouden moeten doen.
bekrachtigd door vormen van beloning of straf
Descriptieve normen geven aan welk gedrag relevante anderen in bepaalde situaties het meest frequent stellen.
heel effectief in de beïnvloeding van gedrag
Slide 21 - Slide
Sociale interacties beïnvloeden normen.
Sociaal aftoetsen is in gesprekken met anderen peilen naar elkaars meningen.
vervult een belangrijke functie in het bepalen van de injunctieve, morele normen van een groep
Sociale identiteit is de motor van gedragsverandering.
Normen ontstaan spontaan, personen in een gesprek zijn zich daar niet van bewust.
Slide 22 - Slide
Observatie van gedrag is een tweede manier waardoor normen kunnen ontstaan.
Door anderen te observeren kunnen mensen afleiden wat in een bepaalde situatie verwacht wordt of wat juist niet.
Slide 23 - Slide
10.3.2 Vormen van sociale beïnvloeding
conformisme
imitatie en modellering
omstandereffect
inwilligingstechnieken
de-individuatie
gehoorzamen aan autoriteit
wederkerigheidsnorm
Slide 24 - Slide
Presentatie sociale beïnvloeding
definitie begrip
experiment uitleggen
bijkomende uitleg uit het boek verwerken
in groepjes van twee: powerpointpresentatie
deadline: maandag 17 maart 2025
Slide 25 - Slide
10.4 Groepsdynamica
Slide 26 - Slide
Sociale groepen bestaan uit twee of meer mensen die regelmatig met elkaar omgaan en die een gevoel van eenheid en gemeenschappelijke identiteit delen.
De meeste mensen behoren tot veel verschillende soorten sociale groepen.
Slide 27 - Slide
Basiskenmerken:
gemeenschappelijke belangen en doelen
gaan in interactie met elkaar
delen rechten en plichten verbonden aan het lidmaatschap
een gedeelde identiteit en groepsgevoel
Slide 28 - Slide
Een aggregaat bestaat uit een aantal mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden.
Een sociale categorie bestaat uit een aantal mensen die een of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben (hetzelfde geslacht, hetzelfde beroep ...).
Slide 29 - Slide
10.4.1 Soorten groepen
Primaire groepen zijn hechte, persoonlijke en intieme relaties die lang duren.
zeer persoonlijke relaties en beladen met emoties
liefde, zorgzaamheid, bezorgdheid, loyaliteit en steun
een sterk wij-gevoel
spelen een belangrijke rol bij de vorming van het gevoel van eigenwaarde en identiteit van individuen
Slide 30 - Slide
Secundaire groepen zijn groepen die zijn gemaakt om een taak uit te voeren of een doel te bereiken.
onpersoonlijke en tijdelijke relaties
een gemeenschappelijk doel
een gedeelde interesse
geen primaire invloed op zijn leden
vaak formeel georganiseerd met duidelijke richtlijnen
toezicht houden op de opgelegde regels en de doelen
overlap tussen primaire en secundaire groepen
Slide 31 - Slide
Tertiaire groepen ontstaan wanneer waarden en normen aangeboden worden vanuit anonieme massamedia.
onpersoonlijk karakter
geen formele interactie tussen het medium en de deelnemende persoon
Slide 32 - Slide
10.4.2 Status in de groep: sociometrie
Sociometrische benadering:
sociale aspecten van het groepsgebeuren
emotionele relaties tussen de groepsleden
problemen, die mensen ervaren, vinden vooral hun oorzaak in de context van sociale relaties
twee soorten sociale relaties: samenwerkingsrelaties en vriendschappelijke relaties => sociale verbanden
Slide 33 - Slide
Een sociogram is een grafische weergave van onderlinge relaties.
De bedoeling van een sociometrisch onderzoek is het reorganiseren van de groep op basis van sympathieën en antipathieën om zo tot een constructieve groep te komen.
=> interventies op groeps- en individueel niveau
Slide 34 - Slide
10.4.3 Groepsprocessen (Tuckman)
vijf verschillende stadia die een groep doorloopt om tot een goede samenwerking te komen
veel groepen lopen vast in één van deze fasen
=> de groep zal nooit het beste van zichzelf laten zien!
Slide 35 - Slide
Forming: vormfase
= het prille begin van de groep
Groepsleden komen bij elkaar en maken kennis met elkaar.
Iedereen laat zich van zijn beste kant zien
kijkt wie er in de groep zit
zoekt naar gelijkgestemden (uiterlijk, eerste indruk)
Slide 36 - Slide
Storming: stormfase
zoeken eigen plek binnen de groep
strijd om de macht
verdeling van de rollen
soms: ontstaan van subgroepen
Slide 37 - Slide
Norming: normfase
ontstaan van groepsnormen
verschil tussen positieve en negatieve leider
Hoe meer de groep zich kan vinden in de groepsnormen, hoe sterker de groepsband.
Slide 38 - Slide
Performing: prestatiefase
De groep is gevormd tot een positieve of negatieve groep.
negatieve groep: geen veiligheid
positieve groep: de groepsleden werken in respect samen en stimuleren elkaar
Slide 39 - Slide
Adjourning: afscheidsfase
De groep gaat uit elkaar.
positieve groep: groepsleden hebben meer moeite om uit elkaar te gaan dan in een negatieve groep.
Kleine veranderingen kunnen een invloed hebben op de groepsdynamiek.
Slide 40 - Slide
10.5 Leiderschap
Slide 41 - Slide
Leiderschap is leiding geven aan een groep mensen of aan een organisatie.
De leider bekleedt een belangrijke positie in de groep.
Hij staat aan het hoofd van de groep.
Hij leidt de groep naar een bepaald doel.
Slide 42 - Slide
10.5.1 Macht en gezag
Een leider heeft macht en gezag nodig.
Macht is de formele invloed die een persoon heeft op anderen, in naam van de bijhorende functie.
Mensen met macht kunnen anderen dwingen om hun wensen uit te voeren.
Slide 43 - Slide
Gezag is de erkende invloed die een persoon heeft op anderen, op basis van zijn autoriteit.
op basis van inhoudelijke kenmerken
wekken vertrouwen op bij anderen
vrijwillig erkend
Slide 44 - Slide
10.5.2 Gedeeld leiderschap
Leiderschapsfuncties kunnen over verschillende groepsleden verdeeld worden.
Meerdere groepsleden kunnen de functie van leiderschap opnemen.
Twee dimensies:
taakgericht
procesgericht
Slide 45 - Slide
De taakgerichte dimensie is gericht op het vervullen van de taak of het bereiken van de resultaten of doelen van de groep.
leiderschapsfuncties = duidelijk
eenrichtingsverkeer in de communicatie
Slide 46 - Slide
De relatiegerichte dimensie focust op het welbevinden van de groepsleden en het in stand houden van goede relaties in de groep.
participatie
communicatie: tweerichtingsverkeer
Iedereen heeft een voorkeursgedrag.
Slide 47 - Slide
10.5.3 Situationeel leiderschap
Situationeel leiderschap wil zeggen dat er niet zoiets bestaat als slechts één type leiderschap voor elke situatie.
afhankelijk van:
context
doelgroep
activiteit
...
Slide 48 - Slide
twee dimensies:
taakgericht leiden of sturen
relatiegericht leiden of ondersteunen
vier leiderschapsstijlen
taakgericht leiden: sturend karakter
relatiegericht leiden: ondersteunend karakter
Slide 49 - Slide
De geschikte leiderschapsstijl hangt af van:
competentieniveau groepsleden
motivatie groepsleden
moeilijkheidsgraad opdracht
fase in groepsontwikkeling
Slide 50 - Slide
de directieve stijl
hoge taakgerichtheid
lage relatiegerichtheid
De leider geeft precies aan wat de groepsleden moeten doen, controleert de uitvoering en stuurt de groepsleden bij waar nodig.
Slide 51 - Slide
duidelijke opdrachten
duidelijke grenzen
weinig inbreng voor de groepsleden
Deze leiderschapsstijl is effectief als:
veel deelnemers in de groep onzeker zijn en/of niet competent zijn voor de taak
de groep in de vormingsfase zit
Slide 52 - Slide
de overtuigende stijl
hoge taakgerichtheid
hoge relatiegerichtheid
De leider stuurt de groepsleden aan en controleert de uitvoering van de opdracht.
DUS meer ruimte voor de relatie met en tussen de groepsleden
DUS (beperkt) vorm van tweerichtingsverkeer
Slide 53 - Slide
Deze leiderschapsstijl is effectief als:
de deelnemers zeer gemotiveerd zijn voor een taak maar niet goed weten hoe eraan te beginnen
de deelnemers in de stormfase zitten en de conflicten en emoties naar boven komen
Slide 54 - Slide
de overleggende stijl
lage taakgerichtheid
hoge relatiegerichtheid
De leider geeft de groepsleden zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheden.
DUS tweerichtingsverkeer!
DUS begeleiden van de groepsleden = centraal
Slide 55 - Slide
de delegerende stijl
lage taakgerichtheid
lage relatiegerichtheid
De leider geeft bijna alles uit handen, hij geeft alleen aan wat de opdracht is en daarna is het de verantwoordelijkheid van de groepsleden om de opdracht tot een goed einde te brengen.
Slide 56 - Slide
Deze leiderschapsstijl is effectief als:
de deelnemers bekwaam en gemotiveerd zijn voor hun taak
er nog toezicht is op afstand
de groep in de prestatiefase zit, met de nadruk op presteren