10 Sociaal gedrag

10 Sociaal gedrag
1 / 57
next
Slide 1: Slide
PsychologieSecundair onderwijs

This lesson contains 57 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

10 Sociaal gedrag

Slide 1 - Slide

10.1 Wat is sociale psychologie?

Slide 2 - Slide

De sociale psychologie bestudeert de manier waarop mensen met elkaar omgaan en elkaar beïnvloeden.
  • gedrag
  • persoonskenmerken
  • omgevingskenmerken

Slide 3 - Slide

10.1.1 Gedrag
  • Gedrag is het geheel van acties en reacties van een mens in relatie tot zijn omgeving.
  • uitwendig of inwendig
  • bewust of onbewust
  • aangeboren of aangeleerd
  • Sociaal gedrag is gedrag dat mensen vertonen ten opzichte van elkaar.

Slide 4 - Slide

  • Sociale psychologie richt zich op hoe individuen en de samenleving op elkaar reageren, hoe groepen mensen samenleven.
  •  = het begrijpen van gedrag in het bijzijn van anderen
  • door werkelijke of ingebeelde interactie met anderen
  • continue interactie tussen persoonskenmerken en omgevingskenmerken

Slide 5 - Slide

10.1.2 Persoonskenmerken
  • Jouw persoonlijkheid wordt gevormd stabiele elementen die jouw gedrag, gevoelens en gedachten bepalen en die jou onderscheiden van anderen.
  • Persoonlijkheid uit zich in de manier waarop je ageert en reageert in uiteenlopende situaties.
  • Persoonlijkheid bestaat uit temperament en karakter.

Slide 6 - Slide

temperament
  • een aangeboren patroon van reacties die jouw gedrag bepaalt
  • reeds van bij de geboorte aanwezig
  • blijft grotendeels onveranderd 
  • basis: biologische processen
  • is genetisch bepaald DUS moeilijk te veranderen
  • MAAR kan wel door extreme lichamelijke verandering

Slide 7 - Slide

karakter
  • zowel aangeboren eigenschappen als aangeleerde eigenschappen, die zich in de loop van het leven ontwikkelen
  • resultaat van de sociale interacties en ervaringen
  • invloed van cultuur 
  • De omgeving neemt het gedrag van een ander waar en spreekt het dan uit.
  • niet zo stabiel als temperament

Slide 8 - Slide

10.1.3 Omgevingskenmerken
  • De druk van sociale situaties waarin mensen zich bevinden, zijn soms zo sterk dat hun persoonlijkheid en persoonskenmerken er niet tegen opgewassen zijn.
  • Groepsdruk verandert het gedrag van mensen (positief en negatief).

Slide 9 - Slide

10.2 Sociale rollen en normen

Slide 10 - Slide

  •  Mensen zijn flexibel in hun gedrag (inschatting maken en gedrag aanpassen).
  • Een sociale rol wil zeggen dat je telkens een bepaalde plaats inneemt in een groep.
  • Sociale normen zijn regels, waarden, normen en verwachtingen die gelden in een bepaalde groep en die jouw gedrag bewust en onbewust sturen.

Slide 11 - Slide

10.2.1 Sociale rollen: mijn plaats ...
  • De sociale positie is de positie die iemand inneemt in een bepaalde sociale situatie of relatie.
  • Een positieset is het geheel van alle sociale posities.
  • langdurig of zeer tijdelijk
  • Een sociale rol is een set van verwachtingen die iedereen heeft ten opzichte van iemand die een bepaalde sociale positie bekleedt.

Slide 12 - Slide

  • Sociale rollen geven aan en beschrijven welke activiteiten en gedragingen mensen van ons verwachten omdat we in een bepaalde sociale positie zitten.
  • Sociale status is de waardering die de leden van de samenleving hebben en uitspreken voor bepaalde sociale posities die je inneemt.

Slide 13 - Slide

Omgaan met rollen
  • Rolgedrag = je vertoont gedrag dat past bij jouw rol in een bepaalde sociale positie.
  • positief sociaal gedrag
  • negatief sociaal gedrag
  • asociaal gedrag is een slecht functioneren in sociale rollen en wordt gekenmerkt door agressieve vormen van niet-aanpassing

Slide 14 - Slide

Rolconflicten
  • Een rolconflict ontstaat wanneer bij de verschillende sociale posities die je inneemt, verschillende rollen horen die niet met elkaar te verzoenen zijn.
  • intern rolconflict
  • extern rolconflict
  • Een rolconflict kan spanning veroorzaken, maar de spanning hoeft niet noodzakelijk te leiden tot stress.

Slide 15 - Slide

10.2.2 Sociale normen
  • Sociale normen zijn impliciete en expliciete regels die een groep hanteert in verband met de positie die je inneemt in een groep.
  • Waarden zijn ideeën, opvattingen of algemene richtlijnen die een samenleving of een bepaalde groep belangrijk vindt in het leven.
  • Normen zijn concrete gedragsregels.

Slide 16 - Slide

  • Eenzelfde waarde of norm kan leiden tot verschillende verwachtingen en dus tot ander gedrag.
  • Sociale controle is het geheel van alle beïnvloeding door de sociale omgeving op een persoon.
  • Om het gedrag van een persoon bij te sturen, maakt de samenleving of groep gebruik van beloningen of sancties.

Slide 17 - Slide

10.3 Sociale beïnvloeding en groepsdruk

Slide 18 - Slide

  • Sociale beïnvloeding wil zeggen dat je - gewild of ongewild, bewust of onbewust - de invloed van anderen ondergaat, maar dat jij zelf ook invloed uitoefent op anderen.
  • herkenbare en minder herkenbare vormen van sociale beïnvloeding
  • omgaan met beïnvloeding?

Slide 19 - Slide

  • Groepsdruk is de druk die je binnen een groep ondervindt om jouw gedrag af te stemmen op wat anderen in de groep vinden dat de groepsnorm is.
  • positief of negatief?

Slide 20 - Slide

10.3.1 Groepsnormen die het ...
  • Injuctieve normen zijn moreel van aard en beschrijven wat mensen zouden moeten doen.
  • bekrachtigd door vormen van beloning of straf 

  • Descriptieve normen geven aan welk gedrag relevante anderen in bepaalde situaties het meest frequent stellen.
  • heel effectief in de beïnvloeding van gedrag

Slide 21 - Slide

Sociale interacties beïnvloeden normen.
  • Sociaal aftoetsen is in gesprekken met anderen peilen naar elkaars meningen.
  • vervult een belangrijke functie in het bepalen van de injunctieve, morele normen van een groep
  • Sociale identiteit is de motor van gedragsverandering. 
  • Normen ontstaan spontaan, personen in een gesprek zijn zich daar niet van bewust.

Slide 22 - Slide

  • Observatie van gedrag is een tweede manier waardoor normen kunnen ontstaan.
  • Door anderen te observeren kunnen mensen afleiden wat in een bepaalde situatie verwacht wordt of wat juist niet.

Slide 23 - Slide

10.3.2 Vormen van sociale beïnvloeding
  • conformisme
  • imitatie en modellering
  • omstandereffect
  • inwilligingstechnieken
  • de-individuatie
  • gehoorzamen aan autoriteit
  • wederkerigheidsnorm

Slide 24 - Slide

Presentatie sociale beïnvloeding
  • definitie begrip
  • experiment uitleggen
  • bijkomende uitleg uit het boek verwerken

  • in groepjes van twee: powerpointpresentatie
  • deadline: maandag 17 maart 2025

Slide 25 - Slide

10.4 Groepsdynamica

Slide 26 - Slide

Sociale groepen bestaan uit twee of meer mensen die regelmatig met elkaar omgaan en die een gevoel van eenheid en gemeenschappelijke identiteit delen.

De meeste mensen behoren tot veel verschillende soorten sociale groepen.

Slide 27 - Slide

Basiskenmerken:
  • gemeenschappelijke belangen en doelen
  • gaan in interactie met elkaar
  • delen rechten en plichten verbonden aan het lidmaatschap
  • een gedeelde identiteit en groepsgevoel

Slide 28 - Slide

Een aggregaat bestaat uit een aantal mensen die zich toevallig op dezelfde plaats bevinden.

Een sociale categorie bestaat uit een aantal mensen die een of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben (hetzelfde geslacht, hetzelfde beroep ...).

Slide 29 - Slide

10.4.1 Soorten groepen
Primaire groepen zijn hechte, persoonlijke en intieme relaties die lang duren.
  • zeer persoonlijke relaties en beladen met emoties
  • liefde, zorgzaamheid, bezorgdheid, loyaliteit en steun
  • een sterk wij-gevoel
  • spelen een belangrijke rol bij de vorming van het gevoel van eigenwaarde en identiteit van individuen

Slide 30 - Slide

Secundaire groepen zijn groepen die zijn gemaakt om een taak uit te voeren of een doel te bereiken.
  • onpersoonlijke en tijdelijke relaties
  • een gemeenschappelijk doel
  • een gedeelde interesse
  • geen primaire invloed op zijn leden
  • vaak formeel georganiseerd met duidelijke richtlijnen
  • toezicht houden op de opgelegde regels en de doelen
  • overlap tussen primaire en secundaire groepen

Slide 31 - Slide

Tertiaire groepen ontstaan wanneer waarden en normen aangeboden worden vanuit anonieme massamedia.
  • onpersoonlijk karakter
  • geen formele interactie tussen het medium en de deelnemende persoon

Slide 32 - Slide

10.4.2 Status in de groep: sociometrie
Sociometrische benadering:
  • sociale aspecten van het groepsgebeuren
  • emotionele relaties tussen de groepsleden
  • problemen, die mensen ervaren, vinden vooral hun oorzaak in de context van sociale relaties
  • twee soorten sociale relaties: samenwerkingsrelaties en vriendschappelijke relaties => sociale verbanden

Slide 33 - Slide

Een sociogram is een grafische weergave van onderlinge relaties.

De bedoeling van een sociometrisch onderzoek is het reorganiseren van de groep op basis van sympathieën en antipathieën om zo tot een constructieve groep te komen.
=> interventies op groeps- en individueel niveau

Slide 34 - Slide

10.4.3 Groepsprocessen (Tuckman)
  • vijf verschillende stadia die een groep doorloopt om tot een goede samenwerking te komen
  • veel groepen lopen vast in één van deze fasen
        => de groep zal nooit het beste van zichzelf laten zien!

Slide 35 - Slide

Forming: vormfase
= het prille begin van de groep
  • Groepsleden komen bij elkaar en maken kennis met elkaar.
  • Iedereen laat zich van zijn beste kant zien
  • kijkt wie er in de groep zit
  • zoekt naar gelijkgestemden (uiterlijk, eerste indruk)

Slide 36 - Slide

Storming: stormfase
  • zoeken eigen plek binnen de groep
  • strijd om de macht
  • verdeling van de rollen
  • soms: ontstaan van subgroepen

Slide 37 - Slide

Norming: normfase
  • ontstaan van groepsnormen
  • verschil tussen positieve en negatieve leider
  • Hoe meer de groep zich kan vinden in de groepsnormen, hoe sterker de groepsband.

Slide 38 - Slide

Performing: prestatiefase
  • De groep is gevormd tot een positieve of negatieve groep.
  • negatieve groep: geen veiligheid
  • positieve groep: de groepsleden werken in respect samen en stimuleren elkaar

Slide 39 - Slide

Adjourning: afscheidsfase
  • De groep gaat uit elkaar.
  • positieve groep: groepsleden hebben meer moeite om uit elkaar te gaan dan in een negatieve groep.

Kleine veranderingen kunnen een invloed hebben op de groepsdynamiek.

Slide 40 - Slide

10.5 Leiderschap

Slide 41 - Slide

Leiderschap is leiding geven aan een groep mensen of aan een organisatie.

De leider bekleedt een belangrijke positie in de groep.
  • Hij staat aan het hoofd van de groep.
  • Hij leidt de groep naar een bepaald doel.

Slide 42 - Slide

10.5.1 Macht en gezag
Een leider heeft macht en gezag nodig.

Macht is de formele invloed die een persoon heeft op anderen, in naam van de bijhorende functie.

Mensen met macht kunnen anderen dwingen om hun wensen uit te voeren.

Slide 43 - Slide

Gezag is de erkende invloed die een persoon heeft op anderen, op basis van zijn autoriteit.
  • op basis van inhoudelijke kenmerken
  • wekken vertrouwen op bij anderen
  • vrijwillig erkend

Slide 44 - Slide

10.5.2 Gedeeld leiderschap
Leiderschapsfuncties kunnen over verschillende groepsleden verdeeld worden.
Meerdere groepsleden kunnen de functie van leiderschap opnemen.
Twee dimensies:
  • taakgericht
  • procesgericht

Slide 45 - Slide

De taakgerichte dimensie is gericht op het vervullen van de taak of het bereiken van de resultaten of doelen van de groep.
  • leiderschapsfuncties = duidelijk
  • eenrichtingsverkeer in de communicatie

Slide 46 - Slide

De relatiegerichte dimensie focust op het welbevinden van de groepsleden en het in stand houden van goede relaties in de groep.
  • participatie
  • communicatie: tweerichtingsverkeer

Iedereen heeft een voorkeursgedrag.

Slide 47 - Slide

10.5.3 Situationeel leiderschap
Situationeel leiderschap wil zeggen dat er niet zoiets bestaat als slechts één type leiderschap voor elke situatie.
afhankelijk van:
  • context
  • doelgroep
  • activiteit
  • ...

Slide 48 - Slide

twee dimensies:
  • taakgericht leiden of sturen
  • relatiegericht leiden of ondersteunen

vier leiderschapsstijlen
  • taakgericht leiden: sturend karakter
  • relatiegericht leiden: ondersteunend karakter

Slide 49 - Slide

De geschikte leiderschapsstijl hangt af van:
  • competentieniveau groepsleden
  • motivatie groepsleden
  • moeilijkheidsgraad opdracht
  • fase in groepsontwikkeling

Slide 50 - Slide

de directieve stijl
  • hoge taakgerichtheid
  • lage relatiegerichtheid

De leider geeft precies aan wat de groepsleden moeten doen, controleert de uitvoering en stuurt de groepsleden bij waar nodig.

Slide 51 - Slide

  • duidelijke opdrachten
  • duidelijke grenzen
  • weinig inbreng voor de groepsleden
Deze leiderschapsstijl is effectief als:
  • veel deelnemers in de groep onzeker zijn en/of niet competent zijn voor de taak 
  • de groep in de vormingsfase zit

Slide 52 - Slide

de overtuigende stijl
  • hoge taakgerichtheid
  • hoge relatiegerichtheid

De leider stuurt de groepsleden aan en controleert de uitvoering van de opdracht.
DUS meer ruimte voor de relatie met en tussen de groepsleden
DUS (beperkt) vorm van tweerichtingsverkeer

Slide 53 - Slide

Deze leiderschapsstijl is effectief als:
  • de deelnemers zeer gemotiveerd zijn voor een taak maar niet goed weten hoe eraan te beginnen
  • de deelnemers in de stormfase zitten en de conflicten en emoties naar boven komen

Slide 54 - Slide

de overleggende stijl
  • lage taakgerichtheid
  • hoge relatiegerichtheid

De leider geeft de groepsleden zoveel mogelijk ruimte, informatie en verantwoordelijkheden.
DUS tweerichtingsverkeer!
DUS begeleiden van de groepsleden = centraal

Slide 55 - Slide

de delegerende stijl
  • lage taakgerichtheid
  • lage relatiegerichtheid

De leider geeft bijna alles uit handen, hij geeft alleen aan wat de opdracht is en daarna is het de verantwoordelijkheid van de groepsleden om de opdracht tot een goed einde te brengen.

Slide 56 - Slide

Deze leiderschapsstijl is effectief als:
  • de deelnemers bekwaam en gemotiveerd zijn voor hun taak
  • er nog toezicht is op afstand
  • de groep in de prestatiefase zit, met de nadruk op presteren
  • de groep in de afscheidsfase zit

Slide 57 - Slide