Bepalingen van plaats en tijd

Bepalingen van plaats en tijd
Adverbials of time and place
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Bepalingen van plaats en tijd
Adverbials of time and place

Slide 1 - Slide

Bepalingen van plaats en tijd
  • Bepalingen van plaats:  waar iets gebeurd
  • Bepalingen van tijd: wanneer iets gebeurd


Slide 2 - Slide

Bepalingen van plaats en tijd
Carrie is going to visit the museum next week.
Plaats staat vóór tijd.

KGT:  Tijd kan ook vooraan de zin.
Dan wil je nadruk leggen!

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde Engels




                                                                          plaats                    tijd

Slide 4 - Slide

My best friend cannot come ...
(to my party / tomorrow) .
A
My best friend cannot come tomorrow to my party.
B
My best friend cannot tomorrow come to my party.
C
My best friend cannot come to my party tomorrow.

Slide 5 - Quiz

Max is working...
(this year / in a local shop) .
A
In a local shop Max is working this year.
B
Max is working this year in a local shop.
C
Max is working in a local shop this year.

Slide 6 - Quiz

I am going to walk my dog ...
(later today / in the park) .
A
I am going to walk my dog later today in the park.
B
I am going to walk my dog in the park later today.
C
I am going to walk in the park my dog later today.

Slide 7 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
us - they - in - a restaurant - met

Slide 8 - Open question

Zet in de juiste volgorde:
are going - we - football - today - to play (nadruk tijd)

Slide 9 - Open question

Zet in de juiste volgorde:
through the park - let's take - today- a walk

Slide 10 - Open question

BK: do exercises t/m 31
KGT: t/m 31

Slide 11 - Slide