Toetsstof

Toetsstof
1 / 45
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Toetsstof

Slide 1 - Slide

Opkomst van de steden

Slide 2 - Slide

Tijdvak 4, Steden en staten. 
1000-1500.
De late middeleeuwen.
 
500-1000 vroege middeleeuwen.
1000-1500 Late middeleeuwen.

Slide 3 - Slide

In de tijd van monniken en ridders woonden de mensen voornamelijk op het platteland.
Rond het jaar 1000, in de tijd van steden en staten kwam daar verandering in.....

Slide 4 - Slide

Verbeteringen in de landbouw.
De wisselbouw
Ijzeren ploeg

Slide 5 - Slide

De markt
De boeren hadden voedsel overschotten. 
Deze overschotten verkochten ze op de markt.

De boeren zorgden dus voor het aanbod van producten.
De stadsbewoners zorgen voor de vraag naar producten.

Slide 6 - Slide

Mensen gingen dichterbij de markt wonen. 
Dan hoefden ze niet meer zover te reizen voor voedsel en spullen.

Waarom zou een stad groeien als er meer voedsel is?
  • Hoe meer voedsel er is hoe meer monden je kan voeden. Je hebt voedselzekerheid.

Slide 7 - Slide

Er ontstaat een landbouw-stedelijke samenleving. (?)

Het platteland en de stad hebben elkaar nodig. 

De boeren zorgen voor het eten en kopen producten in de stad.
De stadsbewoners kopen producten van de boeren.

Slide 8 - Slide

Het leven in de stad.
In de stad waren de meeste mensen ambachtslieden. Niet iedereen hoefde boer te zijn.

Wat is een ambacht?
  • vak waarbij je iets met de hand maakt.
Voorbeeld van een ambacht?

Ook kwamen er handelaren naar de stad. Deze handelden in bijvoorbeeld vis of andere dingen.
Ze kochten deze producten in de ene stad om die vervolgens weer aan een andere stad te verkopen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Na een tijdje kregen mensen stadsrechten van de koning. 

Stadsrechten zijn rechten waarmee de bewoners hun eigen stad kunnen besturen.

De bewoners in zo een stad noem je burgers, bij elkaar de burgerij.

Slide 11 - Slide

Ook moesten ze hun eigen stad veilig houden. 

Dit deden ze met een muur en een stadsleger. 

Slide 12 - Slide

Ook moest alles in de stad goed verlopen.

Daarom kwamen er de schepenen en de schout

Slide 13 - Slide

Schepenen
Bestuur en de rechters.
Zij spreken het oordeel uit over de mensen die iets hebben gedaan.
Schout
Soort van burgemeester.
Zorgde ervoor dat de straffen werden uitgedeeld en de mensen werden opgepakt. 


Slide 14 - Slide

Straffen in de middeleeuwen.

Slide 15 - Slide

Macht van de kerk
Welkom allemaal!

Slide 16 - Slide

Kerk in de middeleeuwen.
De kerk was in de middeleeuwen heel machtig.

Christenen vonden het leven na de dood belangrijker dan het leven op aarde. Dit was een belangrijk waarde.

De kerk leerde drie dingen aan de mensen over het leven na de dood:
1. Je gaat wanneer je goed hebt geleefd naar de hemel.
2. De meeste mensen moesten voordat ze naar de hemel gingen door het vagevuur. Hier werden ze gestraft voor hun zonden.
3. Mensen die een doodzonde hadden begaan, zoals moord, die moesten eeuwig branden in de hel.




Slide 17 - Slide

Wanneer je geld gaf aan de kerk en veel bad dan kon je je tijd in het vagevuur verkorten en naar de hemel gaan.

Ook kon je een aflaat kopen. Hiermee werden je zonden compleet vergeven en ging je in een keer door naar de hemel. 


Slide 18 - Slide

Sommige mensen gingen op bedevaart. 
Dit deden ze om te kunnen bidden op een heilige plaats. Christenen in de middeleeuwen aanbaden ook heiligen. Dit deden ze, omdat deze een goed woordje voor hun zouden kunnen doen bij god. 

Op deze manier regelde de kerk dus het leven van de mensen in detail. Hierdoor had de kerk dus veel macht.

Slide 19 - Slide

Waarom geloofden mensen dit?

Mensen werden bang gemaakt. Dit werd bijvoorbeeld gedaan door middel van schilderijen.

De koningen vonden het ook erg belangrijk dat iedereen een christen was. 
Zij geloofden namelijk dat hun macht van god kwam. Wanneer iedereen hetzelfde geloofde kon de koning zijn macht beter uitoefenen.

Slide 20 - Slide

De kerk bepaalde ook wat gewoon was. Mensen die met hun gedrag of ideeën afweken van de norm van de kerk hadden het moeilijk.

Mensen met een ander geloof werden ketters genoemd.

Ketters konden voor straf levend worden verbrand. 
Mannen en vrouwen die verdacht werden van het aanrichten van kwaad door toverij werden ook op de brandstapel gegooid. Deze mensen werden gezien als heksen.

Slide 21 - Slide

Een andere groep die werd lastiggevallen waren de Joden. Zij vielen ook buiten de norm. 

Zij aten geen varkensvlees en sloten hun winkels op de zaterdag (de sabbat.) en niet op de zondag, zoals de christenen.

De joden kregen de schuld van de pest. Zij zouden de waterbronnen hebben vergiftigd. 

Dit leidde tot pogroms




Slide 22 - Slide

Pogroms zijn uitbarstingen van geweld tegen de joden. 
In Zwolle, Utrecht, Kampen en Deventer werden de joden in 1349 vermoord of uit de stad verdreven.

Door het antisemitisme kregen de joden een nare positie in de samenleving. 

In sommige steden moesten de joden in aparte wijken wonen of speciale tekens en kleren dragen, zoals hoeden en een cirkel.

Slide 23 - Slide

De kruistochten.
In de 11de eeuw hadden de moslims Jeruzalem veroverd. Dit was een erg belangrijke stad voor de christenen. Jezus was namelijk in deze stad gekruisigd. 

De paus gaf de opdracht aan de christenen in Europa om Jeruzalem te bevrijden van de islamieten.

De paus beloofde aan de mensen dat wanneer zij zouden overlijden in de strijd dat ze gelijk naar de hemel zouden gaan. 

Slide 24 - Slide

Drie grote legers gingen in 1096 naar het oosten. 

De deelnemers aan de strijd werden kruisvaarders genoemd, naar het kruis wat ze op hun kleren droegen.

Deze gewapende tocht van christenen, om land van niet-christenen te veroveren, werden kruistochten genoemd.

Slide 25 - Slide

In 1099 komt het eerste leger bij Jeruzalem aan. En het lukt ze om het gebied terug te winnen. ​

In 1187 wordt Jeruzalem opnieuw veroverd door een Arabische vorst. Er moesten dus weer nieuwe kruistochten plaatsvinden. ​

De Christenen konden het echter niet meer winnen. En in 1219 werden de laatste kruisvaarders verdreven.​

De tijd van kruistochten duurde bijna 2 eeuwen. ​






Slide 26 - Slide

Van stad naar megastad.
Welkom allemaal!

Slide 27 - Slide

Wat maakt een stad een stad?
In een stad heb je veel?
  • Mensen
  • Verkeer
  • Gebouwen
  • Winkels

Slide 28 - Slide

In een stad zijn veel diensten waar mensen gebruik van maken.
Hoe noem je die diensten bij elkaar?
  • voorzieningen.
Welke voorzieningen zijn er in een stad?
  • ziekenhuis en huisarts.
  • tandartspraktijk, orthodontist.
  • massagesalon en een kapper.
  • bioscoop of andere uitgaansgelegenheden. 
Een stad zit vol verbindingen, zoals treinsporen, wegen, vliegvelden, kabels en buizen.
Hoe noem je al die dingen samen?
  • Infrastructuur.

Slide 29 - Slide

Megastad, Wereldstad en hoofdstad.
Welke kenmerken horen bij de volgende steden?
Megastad:
  • Meer dan 10 miljoen inwoners.
Wereldstad:
  • Belangrijk voor de hele wereld.
Hoofdstad:
  • Stad waar meestal de regering zit. 

Slide 30 - Slide

Megastad, Wereldstad en Hoofdstad.
Waar liggen de meeste megasteden?
  • In Azie.
In welk continent woont het grootste deel van de mensen op het platteland?
  • In Afrika.
Welke steden groeien waarschijnlijk in de toekomst uit tot megasteden?
  • Miljoenensteden met nu 5-10 miljoen inwoners.

Slide 31 - Slide

Zakencentrum, voorsteden en krottenwijken
Woonwijken, verder van het centrum met meer ruimte en rust heten:
  • voorsteden.
In arme landen zijn aan de rand van steden vaak:
  • krottenwijken.
Wat zijn kenmerken van deze krottenwijken?
  • ongunstige plek in de stad.
  • onverharde wegen.
  • Vaak geen elektriciteit, drinkwater en riolering. 

Slide 32 - Slide

Zakencentrum, voorsteden en krottenwijken.
Waar bevindt zich het zakencentrum?
  • In het midden van de stad.
Andere kenmerken van het zakencentrum zijn:
  • Er wonen weinig mensen.
  • Er staan veel wolkenkrabbers.
  • De grondprijzen zijn er hoog.

Slide 33 - Slide

4.4
Hallo allemaal!

Slide 34 - Slide

Stedelijke gebieden in Nederland.
Hoe heet het drukste deel van Nederland?
  • De Randstad.
Wat zijn de kenmerken van de vier grote steden?
Amsterdam:
Hoofdstad en Schiphol.
Rotterdam:
Industrie- en havenstad.
Den haag:
Regering.
Utrecht:
Knooppunt in het midden. 
A
U
R
DH

Slide 35 - Slide

Stedelijke gebieden in Nederland.
Hoe heet het natuurgebied tussen de vier grote steden?
  • Het groene hart.
Hoe heet het als steden met elkaar verbonden zijn?
  • Stedelijk gebied.  
A
U
R
DH

Slide 36 - Slide

Opbouw van Nederlandse steden.
1. De oudste wijk is de..
  • Binnenstad.
2. Daarna de...
  • 19de -eeuwse wijken. 
3. na de oorlog de...
  • hoogbouwwijken.
4. Toen kwamen de.....
  • laagbouwwijken.
5. Aan de rand van de stad de...
  • Vinexwijken.
6. op goed bereikbare plekken..
  • Het industrie terrein. 
Wijken in historische steden lijken op elkaar.
In welke volgorde zijn ze gebouwd?

Slide 37 - Slide

Stad en leefbaarheid.
Sommige wijken hebben problemen als:
  • Werkeloosheid
  • drugsoverlast
  • criminaliteit
Wanneer bewoners zich niet meer veilig voelen is het slecht met de..
Leefbaarheid.
Welke maatregelen worden er daarom genomen?
  • hulp met het vinden van werk.
  • meer politietoezicht
  • renovatie van woningen

Slide 38 - Slide

Stad en leefbaarheid.
Welke maatregelen worden er in de stad genomen om rekening te houden met het milieu?
  • Groene daken
  • zonnepanelen
  • afvalscheiding

Slide 39 - Slide

Videos 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video