Romy heeft voor 60 koekjes 300 gram boter nodig. Hoeveel gram boter heeft ze voor 50 koekjes nodig?
Aantal koekjes
Aantal grammen
Slide 11 - Open question
15 concertkaartjes kosten samen 225 euro. Hoeveel kosten 3 kaartjes?
Slide 12 - Open question
Je koopt 3 flessen shampoo voor 6 euro. Hoeveel kosten 5 flessen?
Slide 13 - Open question
In de winkel staan 600 flesjes cola. In totaal zit er 180 liter cola in de flesjes. Stan moet voor een bestelling 9 liter cola klaarzetten. Hoeveel flesjes moet hij in totaal pakken?
Slide 14 - Open question
Verhoudingen met een totaal
Sommige verhoudingen zeggen iets over de verhouding tussen de totale hoeveelheid en een gedeelte daarvan.
1 op de 4 ballen in een bak is rood. Dit is de verhouding tussen het aantal rode ballen en het totaal aantal ballen.
Slide 15 - Slide
Voorbeeld
2 op de 3 leerlingen in een klas hebben een fiets. In de klas zitten 30 leerlingen.
Hoeveel leerlingen in de klas hebben een fiets?
30 : 3 = 10
10 x 2 = 20
Antwoord: 20
Slide 16 - Slide
3 op de 7 leerlingen in een klas komt met de bus naar school. In deze klas zitten in totaal 28 leerlingen. Hoeveel leerlingen komen met de bus?
Slide 17 - Open question
1 op de 7 leerlingen in een klas komt met de bus naar school. In deze klas zitten in totaal 28 leerlingen. Hoeveel leerlingen komen met de bus?
Slide 18 - Open question
In een zak zitten verschillende soorten dropjes. In de zak zitten 200 dropjes. 2 op de 5 dropjes zijn honingdropjes. Hoeveel honingdropjes zitten er in de zak?
Slide 19 - Open question
Stephanie bakt 48 muffins. 2 op 3 muffins zijn met chocolade. Hoeveel muffins zijn er met chocolade?
Slide 20 - Open question
Zelfstandig werken
Boek : Blz 172, 173, 174, 175
Studiemeter startrekenen online
Maken:
1F domein 2 verhoudingen oefeningen verhoudingen
Slide 21 - Slide
Een bedrijf bestelt 8 lampen voor 120 euro. Het bedrijf wil nog 5 lampen bestellen. Hoeveel moeten ze bijbetalen?
Slide 22 - Open question
Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?
Slide 23 - Open question
Petri heeft een kat. De kat eet in 4 weken tijd 24 zakjes kattenvoer. Petri gaat 3 weken op vakantie. Haar buurvrouw geeft de kat te eten. Hoeveel zakken moet Petri klaarleggen voor de buurvrouw?
Slide 24 - Open question
Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine. Hoeveel kilometer kan de auto met een tank van 50 liter rijden?