bijles uurtje basis politiek

Herhalen basis begrippen!!
Begrijp je iets niet? Vraag het direct!
Wat ik wil: dat je mee schrijft!

Uitleg klaar? Je mag blijven om nog vragen te stellen of dat ik iets nog een keer uitleg
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalen basis begrippen!!
Begrijp je iets niet? Vraag het direct!
Wat ik wil: dat je mee schrijft!

Uitleg klaar? Je mag blijven om nog vragen te stellen of dat ik iets nog een keer uitleg

Slide 1 - Slide

Democratie
Burgers hebben invloed op besluiten van politici.

Parlement = eerste en tweede kamer
(worden door ons gekozen)

Daarom = Nederland ook wel een PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE

Slide 2 - Slide

Nederland is ook een rechtsstaat
= land waarin de rechten en plichten van de burgers én van overheid zijn vastgelegd
4 kenmerken:
1: burgers hebben grondrechten
2: ook overheid moet zich aan de wet houden
3: Rechters zijn onafhankelijk
4: Een rechtsstaat is altijd een democratie

Slide 3 - Slide

4 kenmerken van een dictatuur
1: Geen grondrechten
2: geen vrijheid van meningsuiting
3: Leger steunt de DICTATOR
4: Rechters zijn niet onafhankelijk

Slide 4 - Slide

3 bestuurslagen (niveaus)
1: Landelijk
2: Provinciaal
3: Gemeentelijk


Slide 5 - Slide

1: Landelijk. Hoofd = minister president.. wordt benoemd
2: Provinciaal. Hoofd = Commisaris van de Koning.... wordt benoemd
3: Gemeentelijk. Hoofd = Burgemeester... wordt benoemd

Slide 6 - Slide

 Volksvertegenwoordigers:(wetten maken en controleren)
1: Landelijk. Parlement (Kamerleden). Worden door ons gekozen. Elke 4 jaar.

2: Provinciaal. Provinciale Staten.

3: Gemeente. Gemeenteraad. Worden door ons gekozen. Elke 4 jaar.

Slide 7 - Slide

Dagelijks bestuur

(uitvoeren wetten)



1 landelijk : Regering MINISTERS + koning.
2: Provincie: Gedeputeerde staten
3: College B&W

Slide 8 - Slide

manieren om politieke partijen in te delen:

1: LINKS MIDDEN OF RECHTS
2: Stromingen (liberalisme, sociaal-democratie, christen-democratie, rechts-extremisme)
3: Progressief, conservatief

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Rechts-extremisme
Eigen volk is beter dan andere volken!

Nazi denken 2e wereld oorlog! Duitsers zijn het beste...

Slide 14 - Slide

Manier 3:
Progressief: verandering.. vooruitgaan. (vaak linkse partijen!)
Willen dingen veranderd zien

Conservatief: willen dingen behouden zoals ze zijn of willen hoe het vroeger was!
(vaak rechtse partijen!)
abortus willen verbieden etc... want dat was vroeger ook

Slide 15 - Slide

Coalitie en oppositie
Coalitiepartijen zijn de partijen die in de REGERING zitten.
Van die partijen zitten er dus ministers in de regering.

Oppositiepartijen zijn de partijen die NIET in de regering zitten.

Regering = koning + ministers

Slide 16 - Slide

Kabinet = ministers + staatssecretarissen
Regering = Koning + ministers
Parlement = Eerste en Tweede Kamer

Slide 17 - Slide

Taken van het parlement
1: wetgeving = wetten goed of afkeuren, of met een nieuwe wet komen
2: ministers controleren

Slide 18 - Slide

Rechten die zij hebben:
1: stemmen over wetten
2: wetsvoorstellen veranderen
3: wetsvoorstellen indienen!

Slide 19 - Slide

Taak 2 controleren:
Om die taak goed uit te voeren heeft het parlement een aantal rechten:

1: Vragen stellen aan ministers
2: Onderzoek doen naar een minister
3: Motie indienen (=vragen of de minister iets wilt doen)
4: begroting van minister goed/afkeuren

Slide 20 - Slide

Goed leren: bladzijde 28 en 29
  • De stromingen....
  • Kenmerken
  • Wie zit er in het parlement, kabinet, regering
  • Wat zijn taken van de Koning
  • Wie zitten er in het gemeentebestuur? Wat zijn de taken?

Slide 21 - Slide