Voorbereiding toets

TELWOORDEN
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

TELWOORDEN
Hoofdtelwoorden
Rangtelwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Telwoorden
Een telwoord is een woord dat een aantal of een volgorde weergeeft.
Er zijn twee soorten telwoorden: hoofdtelwoorden en rangtelwoorden.
Beide soorten telwoorden kun je weer onderverdelen in bepaalde- en onbepaalde telwoorden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Telwoord '4' is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor telwoord is:
veel

A
bepaald
B
onbepaald

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Telwoord 'vijfde' is een...
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is 'drie' voor soort telwoord?
A
Hoofdtelwoord
B
Rangtelwoord

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen telwoord?
A
eerste
B
meeste
C
kleinste
D
laatste

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen telwoord?
A
zevenentwintig
B
niemand
C
vele
D
miljoenste

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk telwoord is:

Honderdste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor telwoord is:

veel

A
Rangtelwoord
B
Hoofdtelwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor telwoord is:

Meeste
A
Rangtelwoord
B
Hoofdtelwoord

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen. 
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord. 

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde zinnen maken
Let bij het maken van samengestelde zinnen op de woordvolgorde. Samengestelde zinnen moeten grammaticaal kloppen. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande zinnen is een samengestelde zin?
A
In troebel water is het goed vissen.
B
Een goed begin is het halve werk
C
Wie in het schip zit moet meevaren
D
De aanhouder wint

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor zin is dit?

Ik zit op de bank, terwijl ik mijn huiswerk maak.
A
twee losse zinnen
B
samengestelde zin

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Samengestelde zinnen --> zijn zinnen met meer dan 1 persoonsvorm
Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Bram voetbalt en hij zit op tafeltennis.
B
Door de vele fietsers in de stad kan de tram lastig rijden.
C
Na de kerstvakantie begint het nieuwe kalenderjaar.
D
Terwijl ik op de bus wachtte, werd ik nat gespetterd door een auto.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.
A
want
B
daarom
C
maar
D
terwijl

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De toets is klaar.
Met onderdeel moet je nog flink oefenen, denk je?
A
leestekens en hoofdletters
B
samengestelde zinnen
C
grammatica woordsoorten
D
niets

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel zinnen bestaat deze samengestelde zin?

Omdat Fred zich erg eenzaam voelde, kocht hij een kat bij de dierenwinkel en die noemde hij Pedro, terwijl zijn buurman ook al Pedro heette.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel zinnen bestaat deze samengestelde zin?

Ik belde mijn broer en hij zei dat hij helemaal gek werd, omdat er scooters voor zijn deur stonden omdat er geen geld op zijn bankrekening stond.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist?

Samengestelde zinnen vorm je door zinnen aan elkaar te plakken door middel van een verbindingswoord of een komma.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions