3M Handelingsdeel, Unit 3: lesson 1 and writing

3M Unit 3
Please sit down, put a pen on the table.
 Start reading in your reading book. If you don't have one report it to COZ and start copying the irregular verbs
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

3M Unit 3
Please sit down, put a pen on the table.
 Start reading in your reading book. If you don't have one report it to COZ and start copying the irregular verbs

Slide 1 - Slide

Handelingsdeel 3M

Slide 2 - Slide

3M Handelingsdeel
Je spreekbeurt moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Het onderwerp heeft te maken met een Engelstalig land en is door je docent vooraf goedgekeurd.
- De spreekbeurt duurt per persoon 5 minuten.
- Je mag samenwerken maar dan duurt je spreekbeurt dus langer en iedereen moet minimaal 5 min aan het woord zijn.
- De informatie die je verteld mag geen onzin zijn. Dus “check your facts”.
- Als inleiding van je spreekbeurt vertel je wat je onderwerp is en waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen (waarom is dit onderwerp belangrijk voor dit land).
- Als afsluiting vertel je hoe je aan de informatie bent gekomen die je hebt gebruikt voor je spreekbeurt.
- In het middenstuk vertel je over het onderwerp zelf.
- Het is geen opleesbeurt dus zorg dat je de spreekbeurt niet opleest. Je mag eventueel wel een kaartje met wat steekwoorden gebruiken maar oplezen is… opnieuw!

Tips:
- Het is handig je zelf eens te filmen om te oefenen en te kijken hoe het gaat.
- Zorg dat je duidelijk spreekt en ook zelf begrijpt wat je verteld.
- Zorg dat je spreekbeurt geen kopie is van een klasgenoot… “Be Original”
- Je kunt denken aan de volgende onderwerpen;
o New York, Londen, Vancouver, Sydney, Auckland, Bath.
o Shakespeare, Charles Dickens, Kennedy, Martin Luther King.
o Thanksgivings day, St Patricks Day, Waitangi Day.
o American Football, Cricket, Hurling

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

week 46 Nah nog niet
week 47 Imtiaaz, Givendro, Sudem, Ilyes
week 48 Rein, Yunus, Marit, Lotje
  week   49 Zeynep, Sena, Denver, Ella
week 2 Penny, Resa, Kenan, Stanley. Shaby, Brexton, Jayvion, Wassim, Max Fidan
week 3 Hubert, Emirhan, Jayden

Slide 5 - Slide

Unit 3 lesson 1
We are going to do Unit 3 lesson 1. We will do excercises 1 to 6 together so we can practise reading and vocab. Then we will do some grammar.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen
MAY en MIGHT, denk je?

Slide 8 - Mind map

MAY & MIGHT

Beide gebruik je bij een voorstel of als je op een beleefde manier een vraag wilt stellen.

Slide 9 - Slide

MAY & MIGHT

Bij may vraag je 'Mag ik dit zien?'

Bij might vraag je  'Zou ik dit mogen zien?'.

De waarschijnlijkheid waarop iets kan is veel kleiner 
bij 'might' dan bij 'may'.  

Slide 10 - Slide

Welke van de twee is onwaarschijnlijker?
A
We might see some dolphins on our boat tour.
B
We may see some dolphins on our boat tour.

Slide 11 - Quiz

"I ... go to the party, but I am not sure."
A
may
B
might

Slide 12 - Quiz


Ik snap nu hoe ik MAY en MIGHT moet gebruiken in een Engelse zin.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 13 - Quiz

Past Continuous

Slide 14 - Slide

Past Continuous
When something was going on for a period of time in the past.

We were playing football yesterday

Slide 15 - Slide

Past Continuous
Past tense of the verb 'to be' and verb + ing
I was playing
You were playing
He was playing
We were playing
You were playing
They were playing

Slide 16 - Slide

Past Continuous
Quiz time!
Choose the correct form of the past continuous

Slide 17 - Slide

Boris ... English
A
was learning
B
is learning
C
has learned
D
will learn

Slide 18 - Quiz

They ... swimming in the lake
A
are swimming
B
were swam
C
were swimming
D
have swum

Slide 19 - Quiz

Your father ... the car
A
will have been repairing
B
is repairing
C
repaired
D
was repairing

Slide 20 - Quiz

3.1
do excercises 7/8

Slide 21 - Slide

Writing

Slide 22 - Slide

How to write an email

Slide 23 - Slide

Goals
-Ik kan een email schrijven aan een klasgenoot.
-Ik kan de email op een nette manier openen en afsluiten.
-Ik kan een email schrijven met een inleiding, kern en afsluiting.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat zijn de 4 belangrijkste onderdelen van een email?
A
Aanhef, kern en afsluiting
B
Onderwerp, aanhef, kern en afsluiting
C
emailadres, onderwerp, afsluiting en handtekening

Slide 26 - Quiz

Write an email to your classmate!


In de mail moet je de volgende punten verwerken:
- Aanhef (groet je klasgenoot)
- Introductie (vraag hoe het met je klasgenoot gaat? En hoe zijn vakantie was)
- Kern ( vertel twee dingen die je gedaan hebt in de vakantie en hoe je dat vond)
- Afsluiting ( Eindig de email af door te zeggen dat je je klasgenoot morgen op school/of online in de les ziet)
- Sluit de mail af met je naam.

Slide 27 - Slide

Read the email you got.

Geef 2 tips en 1 top.
Het belangrijkste is dat de email uit alle onderdelen bestaat en te begrijpen is.

Slide 28 - Slide

Goals
-Ik kan een email schrijven aan een klasgenoot.
-Ik kan de email op een nette manier openen en afsluiten.
-Ik kan een email schrijven met een inleiding, kern en afsluiting.

Slide 29 - Slide