Cursus OWO Taal bijeenkomst 6

Taal en beginnende geletterdheid






Les 6 OWO Jonge Kind
1 / 26
next
Slide 1: Slide
PedagogiekBeroepsopleiding

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Taal en beginnende geletterdheid






Les 6 OWO Jonge Kind

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud
  • Terugblik middels delen van de foto's/ koppeling inhoudskaart
  • Interactief voorlezen
  • Beginnende geletterdheid

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

breakoutroom

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Belang van voorlezen?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Voorlezen
Prikkelen van fantasie. 

Draagt bij aan het taalgevoel en taalbegrip. 

Vergroten woordenschat. 

Oefenen van de luistervaardigheid en het concentratievermogen.

 Stimuleert de sociaal-emotionele vaardigheden. 

Motiveert kinderen om zelf te leren lezen.

Voorbereiden begrijpend lezen (begrijpend luisteren).


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

Zes stappen bij een verdiepend begrijpend luisteren activiteit
De tekst selecteren (is reeds geselecteerd voor 1e voorlees sessie). Het thema ‘Verliefd’ kan worden gekoppeld aan de ‘Lente’ of ‘Vriendschap’ (‘Valentijnsdag’). Tijdens de eerste sessie kan centraal staan wie de belangrijkste figuur in het verhaal was en waar het zich afspeelde (picto’s die ook tijdens het interactief voorlezen worden gebruikt, kunnen hiervoor ingezet worden).
Verduidelijken en inzetten van een werkvorm. Titelpagina (nogmaals) laten zien, waar nodig verduidelijken. Denken-delen uitwisselen werkvorm in zetten om de kennis te activeren wat de kinderen al weten over verliefd zijn.
Aandacht voor lastige onderdelen & doelen stellen. Doelen voor deze 2e sessie: Ik snap wat verliefd zijn betekent in het (dagelijks) leven van Kikker. Ik kan kenmerken van verliefd zijn opnoemen. Tekstanalyse: de tekststructuur is een chronologische verhaallijn, de illustraties luiten erbij aan. Er vindt een verandering plaats midden in het verhaal. De relaties tussen ideeën en/of karakters zijn ietwat complex en moeten worden afgeleid uit de tekst. De vraag is hoe het komt dat Kikker zich zo vreemd voelt, maar ook hoe het komt dat hij ineens blij is zodra hij weet wat er met hem aan de hand is. Varkentje zegt dat hij ziek is, maar Haas vertelt hem dat hij verliefd is. De woordenschat is redelijk toegankelijk, maar er zijn enkele woorden die aandacht nodig hebben: vreemd voelen/ verliefd. De andere woorden kunnen kort verklaard worden: de oever/ onder de wol: Kikker zit aan de oever, aan de kant van de rivier/ onder de wol betekent onder de wollen dekens/onder het dekbed liggen.
Bepalen wat en hoe je gaat modelen. Vreemd voelen: “Ik denk dat vreemd voelen betekent dat je je raar voelt, anders” Verliefd: “Kikker voelde zich vreemd en Haas vertelde hem dat als je je daarbij warm en koud tegelijk voelt, dan ben je verliefd. Ik hoor ook het woordje ‘lief’ in verliefd. Ik denk nu dat als ik verliefd ben, ik iemand dan heel erg lief vind.
Tekstgerichte vragen formuleren. “Wat gebeurde er allemaal met Kikker toen hij zich vreemd voelde?” “Wat kun je zien aan Kikker, hoe hij zich voelde?” “ Waar herken je dat aan?” “Wat voelde Kikker precies van binnen?” “Wat veranderde er aan Kikker toen hij hoorde van Haas dat hij verliefd was?” “Wie had er gelijk: Varkentje of Haas? Hoe weet je dat? “
Bepalen van een verwerkingsopdracht Een groot vel papier met daarop een T-schema waarop kan worden getekend (en schrijven, door de kinderen die al wat meer kunnen). Het onderwerp is vreemd voelen. Het doel hiervan is dat zichtbaar wordt wat het verschil is: hoe het eruit ziet als Kikker zich ziek voelt tegenover hoe het eruit ziet als Kikker zich verliefd voelt.

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Wat viel je op bij het interactief voorlezen?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Interactief voorlezen
Interactie
Herhaling
Klein groepje
Boek goed kunnen zien
Pre-teaching
Picto's voorspellen
Vaste structuur:
-Pakkende intro
-Kaft bespreken
-Voorspellen
-Lezen in interactie
- Controleren en napraten
-Evt. verdiepen en verwerken



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Artikel: hoe lees ik een prentenboek?
1. Interactief voorlezen
2. luistervraag
3. Mindmap


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

vragen over dingen die je 
ziet
vragen over eigenschappen van dingen die je ziet
voorspellen,her-ordenen of verplaatsen in iemand anders
beredeneren en problemen oplossen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ontluikende en beginnende geletterdheid

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


A
Boekorientatie en verhaalbegrip
B
Functies van geschreven taal en relatie van gesproken en geschreven taal
C
Alfabetisch principe
D
Taalbewustzijn

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


A
Boekorientatie en verhaalbegrip
B
Functies van geschreven taal en relatie van gesproken en geschreven taal
C
Alfabetisch principe
D
Taalbewustzijn

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


A
Boekorientatie en verhaalbegrip
B
Functies van geschreven taal en relatie van gesproken en geschreven taal
C
Alfabetisch principe
D
Taalbewustzijn

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


A
Boekorientatie en verhaalbegrip
B
Functies van geschreven taal en relatie van gesproken en geschreven taal
C
Alfabetisch principe
D
Taalbewustzijn

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Taalbewustzijn en alfabetisch principe
fonemisch bewustzijn

Slide 22 - Slide


5.6.2. Fonologisch en fonemisch bewustzijn
Vanaf jonge leeftijd ontwikkelen kinderen heel geleidelijk hun taalbewustzijn.
Spelenderwijs leren ze om niet alleen op de inhoud, de betekenis van de taal te letten, maar om de taal zelf ook tot object van hun denken te maken. Dit wordt de objectivatie van taal genoemd en leidt ertoe dat kinderen kunnen omgaan met begrippen als verhaal, zin, woord en klank.
Voor de ontwikkeling van geletterdheid is de objectivatie van klanken erg belangrijk. Dit bewustzijn wordt aangeduid als fonologisch bewustzijn. Het veronderstelt dat het kind zijn aandacht kan verschuiven van de inhoud van woorden, naar de klanken waaruit de woorden zijn samengesteld. Aspecten van fonologisch bewustzijn zijn bijvoorbeeld het splitsen van woorden in lettergrepen, het verbinden van lettergrepen tot een woord en het herkennen en toepassen van eindrijm. Uitspraken als ‘huis rijmt op muis’, en ‘zon zit ook in zonnebril’ wijzen op inzicht in de klankstructuur van de taal. Een specifieke gevorderde fase van het fonologisch bewustzijn is het fonemisch bewustzijn. Dit is het bewustzijn dat woorden uit afzonderlijke klanken, fonemen, zijn opgebouwd. Fonemen zijn precies die klanken die met onze lettertekens worden weergegeven. Het Nederlands kent 34 afzonderlijke fonemen. Kinderen met een fonemisch bewustzijn kunnen bijvoorbeeld beginrijm herkennen en toepassen of klanken in woorden isoleren en vervangen door een ander foneem. Een uitspraak als ‘Kaas begint met mijn letter’, wijst erop dat dit kind in staat is tot beginrijm. Kinderen die een ver ontwikkeld fonemisch bewustzijn hebben, kunnen korte woorden opdelen in losse klanken, ofwel auditieve analyse, en klanken samenvoegen tot een woord, auditieve synthese (Kleef, van & Tomesen, 2005).
Begripsomschrijvingen:
Taalbewustzijn wil zeggen dat het kind kan nadenken over en reflecteren op de vormkenmerken van de taal.
Spelenderwijs leren kinderen om niet alleen op de inhoud en de betekenis van de taal te letten, maar om de taal zelf tot object van hun denken te maken (objectiveren).
Het kind leert begrippen als, verhaal, zin, woord en klank.

Fonologisch bewustzijn is een onderdeel van het taalbewustzijn. Het is het bewustzijn van de klankstructuur van de taal; het bewustzijn van en het kunnen manipuleren met de afzonderlijke klankonderdelen in woorden.
Fonemisch bewustzijn is een specifieke, gevorderde fase van fonologisch bewustzijn. Het is het bewustzijn dat woorden uit afzonderlijke, opeenvolgende klanken (fonemen) zijn opgebouwd. Fonemen zijn precies die klanken die met onze lettertekens worden weergegeven. Het Nederlands kent in totaal 34 afzonderlijke fonemen.
Fonologisch bewustzijn wordt in de groepen gestimuleerd binnen allerlei dagelijkse, natuurlijke en betekenisvolle situaties.
Vanaf groep 1 is het mogelijk om activiteiten te ontwikkelen waarbij de fonologische activiteiten niet geïsoleerd als deelvaardigheid worden aangeboden, maar waar deze activiteiten een integraal onderdeel zijn van taal- /lees-en schrijfactiviteiten met jonge kinderen.
Voor kinderen die thuis geen rijke taalomgeving hebben, waarin ze zelf ontdekkingen kunnen doen over de relatie tussen mondelinge en geschreven taal, is instructie erg belangrijk. Ditzelfde geldt ook voor de kinderen die een vertraagde taalontwikkeling hebben en die zwak zijn op het gebied van fonologisch bewustzijn. Deze kinderen kunnen onvoldoende profiteren van taalspel- en geletterde activiteiten, ze hebben directe instructie nodig, gericht op fonologisch bewustzijn en op klank-letterkoppeling.
Het is voor deze kinderen belangrijk dat de leerkracht auditieve analyse en synthese voordoet, als dit bij deze kinderen niet op gang komt. Ook is het van belang dat de leerkracht de kinderen leert hoe ze de fonologische vaardigheden die ze hebben geleerd, kunnen toepassen in lees-en schrijftaken.
Dit proberen we te ondervangen door de voorschotbenadering (Smits en Braams, 2006) op school aan te bieden en ook door ouders, waar mogelijk, te betrekken hierbij.

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Welke aspecten uit fonologisch en fonemisch bewustzijn oefent deze juf
A
Auditieve synthese en letterkennis
B
Opdelen van woorden in klankgroepen en beginrijm
C
Auditieve analyse en letterkennis
D
Auditieve synthese en auditieve analyse

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welke F-woorden?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions