Herhaling H5.1 en H5.2 Geluid

Vandaag
5 min doornemen stof voor PTA
10 min extra tijd PTA toets
Herhaling 5.1 t/m 5.2

Morgen herhaling H5.3 en H5.4 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
5 min doornemen stof voor PTA
10 min extra tijd PTA toets
Herhaling 5.1 t/m 5.2

Morgen herhaling H5.3 en H5.4 

Slide 1 - Slide

H5.1 geluid maken en ontvangen

Slide 2 - Slide

Geluid is een trilling!
  • heeft altijd een bron nodig, iets dat de trilling veroorzaakt
  • heeft iets nodig om doorheen te reizen = tussenstof
  • Geluid hoor je pas als je de ontvanger bereikt
  • verplaatst zich als een golf

Slide 3 - Slide

Geluidsbron
Geluid ontstaat door het trillen van een geluidsbron.
  • stembanden in je keel
  • snaren van een gitaar
  • conus van een luidspreker
  • de motor van een scooter
  • aanslaan van een stemvork

Slide 4 - Slide

drukverandering

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Het oor
Geluid bereikt de oren.
... begint te trillen
Als de druk stijgt => beweegt trommelvlies naar ...
De ... brengen deze beweging        over op het ...
Het ... "vertaald" de trilling in            een elektrisch signaal
De ... leidt het signaal naar de ...

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opg 14 (p. 144)
Een onderzoeksschip meet de diepte van de Noordzee met een echolood. Het schip heeft een snelheid van 5 m/s. Om de 10 seconden zendt het echolood een geluidspuls uit.
a) Hoe groot is de geluidssnelheid in zeewater?
  • 1510 m/s

b) In tabel 3 kun je zien hoeveel tijd er elke keer verloopt tussen het uitzenden van een puls en het ontvangen van de echo.

Bereken de diepte van de zeebodem:
– bij de eerste puls (na 0 m varen).
  • t = 0,28 / 2 = 0,14 s
  • v = 1510 m/s
  • s = v ∙ t = 1510 × 0,14 ≈ 211 m
– bij de tweede puls (na 50 m varen).
  • t = 0,33 / 2 = 0,165 s
  • v = 1510 m/s
  • s = v ∙ t = 1510 × 0,165 ≈ 249 m

Slide 10 - Slide

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals licht.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 11 - Quiz

Geluid komt uit .....
A
een geluidsbron
B
een lichtbron
C
je oren
D
de ontvanger

Slide 12 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 13 - Quiz

Een microfoon is een ........

A
Geluidsbron
B
Geluidsontvanger

Slide 14 - Quiz

hst 5.2 "toonhoogte"

Slide 15 - Slide

Trillingstijd/frequentie

Slide 16 - Slide

Trillingstijd

Slide 17 - Slide

Frequentie
Frequentie is het aantal trillingen per seconde.
Het symbool voor frequentie is de kleine letter f. 
De frequentie wordt gemeten in hertz (Hz). 

Slide 18 - Slide

Toonhoogte verhogen/verlagen
Er zijn drie manieren waarop je de toonhoogte van een snaar kunt verhogen:
De snaar strakker spannen.
De snaar korter maken.
De snaar dunner maken.

Er zijn drie manieren waarop je de toonhoogte van een snaar kunt verlagen:
De snaar losser spannen.
De snaar langer maken.
De snaar dikker maken.

Slide 19 - Slide

Frequentiebereik mens & dier
Frequentiebereik mens: 20 - 20.000 Hz

 Ultrasoon geluid => frequentiebereik boven de 20.000 Hz

vb. hondenfluitjes, echo's, reinigen van juwelen, lenzen, horloges ...

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Opg 28 (p. 149)
Annaleen sluit een toongenerator aan op een oscilloscoop. Ze stelt de oscilloscoop in op 0,5 ms/div. 
In figuur 6 zie je het beeld op het oscilloscoopscherm.
a) Hoe groot is de trillingstijd in milliseconde (ms)?
  • Elk hokje op het scherm staat voor 0,5 ms. Eén volledige trilling is vier hokjes breed. 
  • De trillingstijd is dus 4 × 0,5 ms = 2 ms.

b) Hoeveel seconde is dat?
  • Dat is 0,002 s.

c) Bereken de frequentie van de trilling.
  • gegevens: T = 0,002 s
  • gevraagd:   f = ? Hz
  • Formule:     f = 1 :T
  • Uitwerking;  f = 1 : 0,002 = 500 Hz

Slide 22 - Slide

Opg 31 (p. 151)
Amina heeft een oscilloscoop aangesloten op een toongenerator. De toongenerator
levert een signaal van 40 Hz. Amina stelt de tijdbasis in op 10 ms/div. Het scherm
bestaat uit tien hokjes.
a) Bereken de trillingstijd van het signaal.
  • f = 40 Hz
  • T = 1 : f = 1: 40 = 0,025 s (= 25 ms)
b) Hoeveel tijd past er op het scherm?
  • 10 × 10 ms = 100 ms 
c) Hoeveel trillingen zijn er op het scherm te zien?
  • 100 / 25 = 4 trillingen 
Opg 33 (p. 153)
John slaat op zijn gitaar twee verschillende tonen aan. Een oscilloscoop geeft beide
tonen weer (figuur 11). De instelling van de oscilloscoop is in de tussentijd niet
veranderd.
a Welke toon heeft de grootste trillingstijd?
  • toon a (T = tijd van 1 trilling)
b Welke toon heeft de grootste frequentie?
  • toon b (f = aantal trillingen in 1 s)
c Welke toon is het hoogst?
  • toon b (veel trillingen per seconde=> hoge toon)

Slide 23 - Slide

Welke grootheid zegt iets over de toonhoogte?
A
Amplitude
B
Frequentie
C
Decibel
D
Hertz

Slide 24 - Quiz


Welke van deze 2 afbeeldingen heeft de hoogste toonhoogte?
A
links
B
rechts

Slide 25 - Quiz

Samenvatting H5.1 en H5.2
  • Geluid bestaat uit trillingen
  • Geluid kan zich verplaatsen door een stof
  • Geluid gaat met een snelheid van 343 m/s door lucht

  • Toonhoogte hangt af van de frequentie (Hz)
  • Je kent de begrippen en het verband tussen frequentie en trillingstijd
  • Hoge toon = hoge frequente = lage trillingstijd

Slide 26 - Slide

Volgende les
Herhaling H5.3 Geluidssterkte)
Instructie H5.4 Geluid versterken

Dinsdag 8 feb
SO van H5 (open boek)

Slide 27 - Slide

Zelfstandig werken
Kijk de opgaven na van H5.1 t/m 5.3
(uitwerking staat ook in teams)

Maak van H5.4 opgave 50 t/m 63 (p. 161)

Slide 28 - Slide