Les 15: herhaling H3

Terugblik Hoofdstuk 3
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Terugblik Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Ik verdien met mijn bijbaantje in 2020 €7.000 in 2019 verdien ik €12.000. Wat is de procentuele verandering?
A
-41,7%
B
-58,3%
C
-71,4%
D
71,4%

Slide 2 - Quiz

De formule voor procentuele verandering luidt:
A
(nieuw-oud)/nieuw x 100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%
C
nieuw/oud x 100 - 100
D
oud/nieuw x 100 - 100

Slide 3 - Quiz

Van een getal berekenen hoeveel procent het is van een ander getal.
Hoeveel procent is € 16,50 van € 240,-
A
7%
B
6,6%
C
6,9%
D
6,8%

Slide 4 - Quiz

Hoofdstuk 7 Ruilen over de tijd
Paragraaf 1 Tijd is geld

Slide 5 - Slide

RUILEN OVER DE TIJD (intertemporele ruil)

Slide 6 - Slide

Ruilen over de tijd 
Consument

Slide 7 - Slide

Menselijk kapitaal een juiste investering

menselijk kapitaal = jullie eigen kennis


Onderwijs kan gezien worden als een investering in mensen. Mensen worden hierdoor ‘meer waard’, d.w.z. nuttiger voor de maatschappij. Daarom kunnen uitgaven voor het onderwijs ook gezien worden als een investering in `menselijk kapitaal`.

Slide 8 - Slide

Rente
  • Rente = de prijs van geld over de tijd. Een ander woord daarvoor is interest.
  • Als je spaart krijg je rente, als je leent betaal je rente.
  • Nominale rente = rente in euro's, het rente- percentage dat de bank geeft of vraagt.
  • Reële rente = nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie.

Slide 9 - Slide

Hoeveel is de annuiteit?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
€8.464,58
B
€16.744,58
C
€351.535,42
D
€17.123.85

Slide 10 - Quiz

Kenmerken annuïteiten lening
  • Vast bedrag te betalen per maand, de annuïteit
  • Annuïteit = Aflossing + Interest
  • Eerst veel interest betalen, weinig aflossing
  • Later veel aflossing weinig interest


Slide 11 - Slide

Met hoeveel % rente rekent deze bank?
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
€342.876,15
Jaar
Beginschuld
Aflossing
Rente
Annuiteit
Eindschuld
1
€360.000
€8.464,58
€8.280
...
€351.535,42
2
€351.535,42
€8.659,27
€8.085,31
...
€342.876,15
A
2,3 %
B
2,4 %
C
2,5 %
D
2,6 %

Slide 12 - Quiz

Inflatie = gemiddelde prijsstijging van producten in een land.

Slide 13 - Slide

INDEXCIJFERS

Slide 14 - Slide

Leerdoelen indexcijfers
Je kunt rekenen met indexcijfers
Je kunt conclusies trekken met behulp van de indexcijfers

Slide 15 - Slide

Indexcijfers
Om de ontwikkeling van verschillende grootheden, zoals prijzen of inkomen, goed te kunnen vergelijken wordt vaak gebruik gemaakt van indexcijfers.

Een indexcijfer is een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.


Slide 16 - Slide

Indexcijfer formule
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar 2015: 2000 euro
Loon nieuwjaar 2020: 2500 euro
Indexcijfer = 2500/2000 x 100 = 125

Slide 17 - Slide

Een prijs berekenen met indexcijfers
Een voorbeeld:
Het basisjaar is 2016. De gemiddelde broodprijs is dan € 2,10.
In 2018 is het prijsindexcijfer voor brood 107. 
Wat is de broodprijs is 2018?

€ 2,10 is het basisjaar, is dus 100, we willen 107 weten.
€ 2,10 : 100 x 107 = € 2,25.

Slide 18 - Slide

REKENEN MET INDEXCIJFERS

Slide 19 - Slide


Wat is het basisjaar?
A
2014
B
2015
C
2016
D
2017

Slide 20 - Quiz

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 22 - Quiz

Wat is de procentuele verandering van de prijs in 2016 tov 2015?
A
8%
B
9%
C
10%
D
11%

Slide 23 - Quiz

In het basisjaar kost een racefiets gemiddeld € 1.750. Drie jaar later is het indexcijfer 89,5. Met welk bedrag is de gemiddelde prijs van racefietsen gedaald?

Slide 24 - Open question

Wat is de formule om samengestelde interest te berekenen?
G staat voor groeifactor; het jaarlijkse rente-percentage (4% --> 0,04). N is het aantal jaren.
A
Eindwaarde * (1+G:100)^n
B
Beginwaarde * (G^n):100
C
Beginwaarde * (1:100)^n
D
Beginwaarde * (1 + G)^n

Slide 25 - Quiz

Lieve is geboren op 1 januari 2021 en is nu 2 jaar. De ouders van Lieve storten op haar tweede verjaardag een bedrag van € 5.000 op een kinderspaarrekening. De bank vergoedt hierover de eerste 5 jaar 2% samengestelde rente. Na het 5e jaar verhoogt de bank de rente naar 3,5%. Hoeveel geld staat er op de rekening als Lieve 13 jaar is?

Slide 26 - Open question

Op haar 13e verjaardag storten de opa en oma van Lieve € 5.000 op de spaarrekening. Het rentepercentage blijft 3,5%.
Over hoeveel geld kan Lieve beschikken wanneer ze op haar 18e gaat studeren?

Slide 27 - Open question


Roderick leent € 4.500 met een persoonlijke lening. Hij wil het bedrag in 3 jaar terugbetalen.
Welk maandbedrag betaald Roderick ?
A
111
B
142
C
205
D
9,2% van 4.500 / 12

Slide 28 - Quiz


Roderick leent € 4500. Roderick wil weten hoeveel rente hij in totaal betaald over 3 jaar.

Welke berekening is juist?
A
142 * 36 maanden
B
142 * 36 maanden - €4.500
C
0,092 * 4.500 * 3 jaar

Slide 29 - Quiz


Ik heb er vertrouwen in dat ik de toets goed ga maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Zelfstudie

Slide 31 - Slide

Terugblik Hoofdstuk 3

Slide 32 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde interest zijn hetzelfde.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Samengestelde rente betekent?
A
Je krijgt iedere jaar rente op rente
B
Je krijgt alleen rente op de rente
C
Samengestelde rente over spaar- en betaalrekening
D
Optelsom van twee keer de enkelvoudige rente

Slide 34 - Quiz

Beheers je de leerdoelen over H3?

Slide 35 - Slide