DIAGNOSTISCHE TOETS HOOFDSTUK 2 WATER

Welkom bij naks
Volgende week toets H2

Herhalen van de lesstof en ruimte voor vragen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij naks
Volgende week toets H2

Herhalen van de lesstof en ruimte voor vragen

Slide 1 - Slide

Kwik heeft een smeltpunt van -39°C en een kookpunt van 357°C.
Welke fase heeft kwik als het 30 °C is?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 2 - Quiz

Kwik heeft een smeltpunt van -39°C en een kookpunt van 357°C. Bij welke temperatuur is kwik een gas?
A
-40°C
B
-38°C
C
356°C
D
358°C

Slide 3 - Quiz


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 4 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 5 - Quiz

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 6 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 7 - Quiz

Bekijk de grafiek hier naast goed. Wat is het stolpunt van deze stof?
A
400 graden
B
250 graden
C
100 graden
D
Kun je niet zeggen

Slide 8 - Quiz

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte

Slide 9 - Quiz

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 10 - Quiz

Bekijk de grafiek hier naast goed. In welke fase bevindt de stof zich bij
t = 7min?
A
Vast en Vloeibaar
B
Vloeibaar
C
Vloeibaar en gasvormig
D
Kun je niet zeggen

Slide 11 - Quiz

De formule voor het berekenen van het volume van een voorwerp is:
A
V = l x b x m
B
V = b x h x s
C
V = l x h x d
D
V = l x b x h

Slide 12 - Quiz

Hoeveel kubieke decimeters passen in 1 kubieke meter?
A
10
B
1000
C
100
D
10000

Slide 13 - Quiz

Een kubieke decimeter is evenveel als...
A
10 liter
B
1 liter
C
100 liter
D
0,1 liter

Slide 14 - Quiz

630 dm³ = ... m³


A
63
B
6,3
C
630 000
D
0,630

Slide 15 - Quiz

2,5 liter is hetzelfde als...
A
25 hectoliter
B
250 deciliter
C
2500 milliliter
D
250 centiliter

Slide 16 - Quiz

In welke fase is de ruimte tussen de moleculen het kleinst?
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase

Slide 17 - Quiz

In welke fase is de aantrekkingskracht tussen moleculen denk je het grootst? (Denk aan de tussenruimte)
A
Vaste fase
B
Vloeibare fase
C
Gasvormige fase

Slide 18 - Quiz

Welke afkorting gebruik je voor een stof in de vloeibare fase
A
s
B
l
C
v
D
g

Slide 19 - Quiz

Wanneer moet je meer lucht in je fietsband pompen om de band even hard aan te laten voelen?
A
In de zomer
B
In de winter
C
Maakt niets uit

Slide 20 - Quiz

Welk nummer geeft de fase-overgang condenseren weer?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 21 - Quiz

In welke fase bevindt water zich bij B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Er is daar geen water

Slide 22 - Quiz

Stelling: Kraanwater is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 23 - Quiz

In welke fase bevindt kwik zich bij 10 graden?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 24 - Quiz

In welke fase bevindt koolstofdioxide zich bij 10 graden?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 25 - Quiz

Bekijk de grafiek hiernaast. Is dit een zuivere stof of een mengsel?
A
Zuivere stof
B
Mengsel
C
Kun je niet zeggen

Slide 26 - Quiz

Welke fase heeft ijs?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 27 - Quiz

Welke stof hieronder geeft het beste aan wat sneeuw is?
A
ijs
B
waterdamp
C
water in de vloeibare fase
D
water in de vaste fase

Slide 28 - Quiz

Iemand heeft parfum opgespoten. Als je langsloopt ruik je dit.
Welke fase heeft de geur van parfum?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 29 - Quiz

Welke van de volgende stoffen zijn allemaal gasvormig?
A
chloor, ammoniak en water
B
chloor, zout en water
C
ammoniak, chloor en waterdamp
D
zand, zout en water

Slide 30 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij verdampen?
A
vloeibaar -> gas
B
vloeibaar-> vast
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 31 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij smelten?
A
vast -> gas
B
vloeibaar-> vast
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 32 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij sublimeren?
A
vloeibaar-> vast
B
vast-> gas
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 33 - Quiz

Ik kon veel quizvragen goed beantwoorden
A
eens
B
oneens

Slide 34 - Quiz

Ik weet waar ik nog extra kan oefenen voor de toets
A
eens
B
oneens

Slide 35 - Quiz

volgende week toets nask H2
Extra oefenen:
online vaardigheidstrainer
Test jezelf van elke paragraaf

Slide 36 - Slide

Ik wil nog graag extra uitleg over een onderwerp
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz