Werkwoorden (3.1-3.6 Van A tot Zin)

Werkwoorden 
Les 7 over werkwoorden

Volgende week vrijdag: toets!

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Werkwoorden 
Les 7 over werkwoorden

Volgende week vrijdag: toets!

Slide 1 - Slide

Check in:
Ik voel me vandaag....
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Vandaag: 
1.  Opdracht in groepjes.
2.  Opdracht nakijken en bespreken.
3. Nakijken opdrachten 3.6.
3. Computeropdrachten 3.1 - 3.6 maken.
4.  Lesafsluiting met Quiz.

Slide 3 - Slide

Opdracht in groepjes
- Je krijgt een blad met vier vakken.

1. Schrijf in elk vak op wat het is. (de uitleg)
2. Schrijf een paar werkwoorden op die erbij horen.
3. Waar moet je aan denken als je het werkwoord gaat veranderen in de zin?
10 minuten

Slide 4 - Slide

Nakijken van de opdracht
Regelmatig werkwoord

Onregelmatig werkwoord

Scheidbaar werkwoord

Wederkerend werkwoord 

Slide 5 - Slide

3.6 nakijken 
In het boek.

Slide 6 - Slide

Maken: 
- Computeropdrachten 
3.1 - 3.6 

(Kijk zelf wat je al hebt gemaakt en ga daar verder!)

Slide 7 - Slide

1. De leerling ..... niet naar school komen.
(willen)
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 8 - Quiz

2. De jongen en het meisje ..... verliefd op elkaar.
(zijn)
A
ben
B
is
C
bent
D
zijn

Slide 9 - Quiz

3. Ik ...... liever naar huis toe.
(gaan)
A
ga
B
gaa
C
gaat
D
gaan

Slide 10 - Quiz

4. De hond .... mijn huiswerk opgegeten.
(hebben)
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 11 - Quiz

5. ...... ik wat langer blijven?
(kunnen)
A
kan
B
kun
C
kunt
D
kunnen

Slide 12 - Quiz

6. Jij .... niet naar de wc tijdens de les.
(mogen)
A
magt
B
mog
C
mag
D
mogen

Slide 13 - Quiz

7. Hij ....... een interessant boek.
(lezen)
A
leezt
B
lees
C
les
D
leest

Slide 14 - Quiz

8. Wij ................ elke dag.
(zich wassen)
A
wast zich
B
wassen me
C
wassen ons
D
was je

Slide 15 - Quiz


9. Maak een goede zin met de woorden:
De vrouw - opruimen - de keuken

Slide 16 - Open question

10. Maak een goede zin met de woorden:
De man - zich snijden - in zijn vinger

Slide 17 - Open question

11. Maak een goede zin met de woorden:
Ik - uitstappen - de bus

Slide 18 - Open question

Lesafsluiting:
- Heb je de quiz goed gemaakt?
- Heb je nog vragen over de toets van volgende week?

Vul de poll in

Slide 19 - Slide

Wat vind je nog moeilijk?
Regelmatige en onrgelmatige werkwoorden
Scheidbare werkwoorden
Wederkerende werkwoorden
Allemaal
Niets

Slide 20 - Poll

Toets
3.1 t/m 3.6  Van A tot Zin.
Regelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden
Scheidbare werkwoorden
Wederkerende werkwoorden.

Volgende week vrijdag!!!!!!!!

Slide 21 - Slide