Week 16-1

Bonjour à 
toutes et à tous

Bienvenue
pak Boek B en Login in lesson-up
ga zitten volgens deze plattegrond
1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour à 
toutes et à tous

Bienvenue
pak Boek B en Login in lesson-up
ga zitten volgens deze plattegrond

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

avant de commencer...
  1. Nous sommes quel jour aujourd'hui?
     
  2. Il est quelle heure?
     
  3. Présente-toi
     
  4. Quelle est la date de ton anniversaire?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aujourd'hui
  • herhaling grammatica Hoofdstuk 5

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk Naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft een zelfstandig naamwoord
  • mon copain est grand
  • ma copine est grande
  • son caractère est différent
  • sa personnalité est différente
  • mon frère est embêtant
  • mes frères sont embêtants

Wat valt je op?

Slide 4 - Slide

Geef een korte definitie van het bijvoeglijk naamwoord.
Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Een vervoeging van avoir maken
Maak de stam van het werkwoord op -er
Plak 'é' achter de stam
Zoek het onderwerp

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de passé composé?
Wat is de passé composé?
A
toekomende tijd
B
tegenwoordige tijd
C
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de passé composé?
A
ik eet
B
ik heb gegeten
C
ik at
D
ik zal eten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
Dansé
joué
aimé

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

De passé composé bestaat uit:
A
onderwerp + persoonsvorm
B
onderwerp + gezegde
C
hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
D
hulpwerkwoord + persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Koppel de zinnen aan de juiste tijd.
Le présent (nu)
Le passé composé
Je vais à la plage.
Nous avons regardé un film.
Ma mère aime le chocolat!
Je suis allé à l'école.

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Hij heeft gezongen (in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il est chanté
D
Il a chante

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord manger.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
mangé
mangé
mangé
mangé
mangé
mangé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de Passé Composé?
A
J'ai parlé
B
Je parlais
C
Je parlerai
D
Je parlerais

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Uitleg: luister...

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Mannelijk
Enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk
enkelvoud
Vrouwelijk
meervoud
Grijs
gris
Rood
rouge
oud
vieux
mooi
beau
mooi

nouveau
Vul de tabel hieronder. Het zijn onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
gris
grise
grises
rouges
rouges
rouge
vieux
vieille
vieilles
beaux
belle
belles
nouveaux
nouvelle
nouvelles

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vak
mannelijk
vrouwelijk
nouveau
nouvelle
bon
bonne
vieux
vieille
beau
belle

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord ?
A
beau
B
petit
C
qui
D
grand

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jean noire.
B
Il porte un jean noir.
C
Il porte un jean noirs.
D
Il porte un jean noires.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?

A
blauw
B
blond
C
lief
D
auto

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord 'vrouwelijk' ?
A
met een extra -e
B
met een extra -s
C
met 'la'
D
een bnw is altijd mannelijk

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Een bijvoeglijk naamwoord...
A
Is een woord waar je de, het of een voor kunt zetten
B
Is een werkwoordsvorm
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Is een woord waar je 'aan' of 'voor' kunt zetten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les blanches chaussures.
B
Elle porte les chaussures blanches.
C
Elle porte les chaussures blanche.
D
Elle porte les chaussures blancs.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

welk bijvoeglijk naamwoord is NIET vrouwelijk
A
nouveau
B
grande
C
petite
D
blanche

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Ga zelf leren in learnbeat of met Slim Stampen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij al over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft een zelfstandig naamwoord. In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord meestal vóór het zelfstandig naamwoord.

Slide 34 - Slide

Leg uit wat een bijvoeglijk naamwoord is en waar het in de zin staat.
Mannelijke vorm
Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen vaak op een medeklinker. Bijvoorbeeld: un chat noir (een zwarte kat).

Slide 35 - Slide

Leg uit hoe mannelijke bijvoeglijke naamwoorden eruit zien en geef een voorbeeld.
Vrouwelijke vorm
Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen vaak op -e. Bijvoorbeeld: ma copine est grand

Slide 36 - Slide

Leg uit hoe vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eruit zien en geef een voorbeeld.
Meervoudsvorm
Om een bijvoeglijk naamwoord in het meervoud te zetten, voeg je -s toe aan het eind van het bijvoeglijk naamwoord. 

Bijvoorbeeld: des chats noirs (zwarte katten).

Slide 37 - Slide

Leg uit hoe meervoudsvormen van bijvoeglijke naamwoorden eruit zien en geef een voorbeeld.
Bijvoeglijke naamwoorden eindigend op -e
Sommige bijvoeglijke naamwoorden eindigen al op -e en hebben daarom dezelfde vorm voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. 

Bijvoorbeeld: 
un garçon timide (een verlegen jongen)  
une fille timide

er komt hier dus geen extra -e bij voor een vrouwelijk zsnw

Slide 38 - Slide

Leg uit welke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -e en geef voorbeelden.
Bijvoeglijke naamwoorden eindigend op -s
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -s krijgen in het mannelijke enkelvoud en mannelijk meervoud geen extra -s bij

Bijvoorbeeld: 
un elephant gris - des elephants gris

Slide 39 - Slide

Leg uit welke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -s en geef voorbeelden.
page 37
maak oefeningen:
30d
30e
31b
31c

Slide 40 - Slide

Geef de leerlingen een korte oefening om de verschillende vormen te oefenen.
onregelmatige vormen
sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vrouwelijk vorm:
  • il est beau- ils sont beaux     ( mooi)              
  • elle est belle - elles sont belles (mooi)
  • il est nouveau - ils sont nouveaux ( nieuw)
  • elle est nouvelle - elles sont nouvelles (nieuw)
  • il est vieux - ils sont vieux (oud)
  • elle est vieille - elles sont vieilles (oud)
 
onregelmatig

Slide 41 - Slide

Geef de leerlingen een korte oefening om de meervoudsvormen te oefenen.
page 38
maak:
  • excercise 32b
  • 32c
  • 34 - zoek de 7 verschillen

Slide 42 - Slide

Geef de leerlingen een korte oefening om de juiste vorm te kiezen.
Samenvatting
Je weet nu hoe je bijvoeglijke naamwoorden in het Frans moet vervoegen voor mannelijke, vrouwelijke en meervoudsvormen. Ook weet je dat er onregelmatige bijvoeglijk naamwoorden zijn.

Deze moet je uit je hoofd leren

Slide 43 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Vragen?
Heb je nog vragen over het bijvoeglijk naamwoord in het Frans?

Slide 44 - Slide

Vraag of de leerlingen nog vragen hebben en beantwoord deze.
Schrijf je vragen over het bijvoeglijk naamwoord
hier op

Slide 45 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.