§9 en 10 Dominante en recessieve allelen en Erfelijkheidsonderzoek

Erfelijkheid en evolutie
  • §9 Dominante en recessieve allelen
  • §10 Erfelijkheidsonderzoek
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie
  • §9 Dominante en recessieve allelen
  • §10 Erfelijkheidsonderzoek

Slide 1 - Slide

Doel
Je kunt:
• omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekent.
• voorbeelden kunnen geven waarin het verstandig is een genetisch advies in te winnen. Ook moet je methoden van prenataal onderzoek kunnen beschrijven.

Slide 2 - Slide

Geologie is
A
de leer van de aarde
B
de leer van het leven
C
de leer van alle organismen
D
de leer van het sterrenstelsel

Slide 3 - Quiz

Het skelet van de mens zoals dat er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal.

Hoe wordt zo’n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?
A
evolutie
B
rudimentair element
C
mutatie

Slide 4 - Quiz

Fossielen spelen een rol als argument voor de evolutietheorie
Wat is NIET waar?
A
hierdoor kan men zien dat soorten zijn verdwenen
B
hierdoor kan men zien dat soorten zijn ontstaan
C
hierdoor kan men zien dat soorten zijn veranderd
D
hierdoor kan men zien hoe soorten er in de toekomst uit gaan zien

Slide 5 - Quiz

Organismen van verschillende soorten kunnen veel overeenkomsten vertonen in de samenstelling van stoffen, bijvoorbeeld van DNA. Waarom is deze overeenkomst een argument voor de evolutietheorie?
A
Omdat deze overeenkomst aantoont dat soorten veranderen, doordat mutanten blijven voortbestaan en individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Omdat hieruit kan worden afgeleid hoe lang geleden de verschillende soorten zijn ontstaan.
C
Omdat deze overeenkomst het aannemelijk maakt dat verschillende soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben.

Slide 6 - Quiz

wat is transgeen?
A
klassieke biotechnologie
B
er is geen trans aanwezig
C
een genetisch gemodificeerd dier
D
genetische modificatie

Slide 7 - Quiz

Supersoja zitten o.a. in vleesvervangende producten.
GGO sojabonen bevatten genen van andere soorten waardoor ze meer eiwitten bevatten dan gewone sojabonen. Anderen zijn veranderd waardoor de planten ongevoelig zijn geworden voor glyfosaat, een onkruidbestrijdingsmiddel. Glyfosaat wordt door planten opgenomen. Het onkruid gaat daardoor dood, maar de transgene sojaplanten niet. Gebleken is dat in het milieu achtergebleven niet-opgenomen glyfosaat sneller wordt afgebroken dan andere onkruidbestrijdingsmiddelen.
A
Hier is sprake van klassieke biotechnologie
B
Hier is sprake van moderne biotechnologie
C
De biotechnologie speelt bij het ontstaan van de supersoja geen rol
D
Supersoja bestaat helemaal niet

Slide 8 - Quiz

Dominante en recessieve allelen
  • Vaak komt maar één van beide allelen tot uiting in het fenotype, ook al zijn beide allelen aanwezig. Het allel dat wel tot uiting komt, is het dominante allel.
  • Het allel dat niet tot uiting komt, is het recessieve allel. Dit allel kan alleen tot uiting komen als dit allel twee keer aanwezig is.
  • Tip: meestal is de donkere vorm van een eigenschap dominant.
  • Bij een monohybride kruising wordt één eigenschap bekeken.

Slide 9 - Slide

schrijfwijze
  • Om de informatie weer te geven, is alles uitschrijven veel te ingewikkeld.
  • Er wordt gebruik gemaakt van letters. Ieder allel van eenzelfde eigenschap wordt met dezelfde letter weergegeven. 
  • De dominante vorm wordt met een hoofdletter weergegeven, de bijpassende recessieve vorm wordt met een kleine letter weergegeven.
  • Alle letters mogen gekozen worden, behalve I, X en Y.

Slide 10 - Slide

Stamboom maken
  • Er zijn vaste symbolen voor het aangeven van man en vrouw.
  • Een man wordt met een vierkantje aangegeven, een vrouw met een rondje
  • Ook hun kinderen worden op een standaard manier aangegeven. 
  • Erbij komt een legenda die aangeeft hoe de eigenschappen weergegeven zijn. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Mutaties
  • Het erfelijke materiaal ligt goed beschermd in de celkern, maar kan wel veranderd worden. 
  • Zo'n verandering van het erfelijke materiaal heet een mutatie. Hierbij is de code veranderd. Mutaties kunnen in elke cel optreden. Deze hebben geen effect als:
  • maar één cel muteert
  • het gemuteerde gen niet gebruikt wordt

Slide 13 - Slide

Mutatie
  • Zelfs als het gemuteerde gen wel gebruikt wordt, is het effect klein als deze mutatie maar in één cel optreedt.
  • De mutatie kan wel effect hebben als deze in een geslachtscel gebeurt die betrokken is bij de bevruchting. Als de mutatie dominant is, komt deze altijd tot uiting. De mutatie zit namelijk in iedere lichaamscel van het individu.
  • Zo'n individu heet een mutant, bijv een albino.

Slide 14 - Slide

Samengevat
Dominant allel: A
recessief allel: a
Homozygoot dominant: AA
Homozygoot recessief: aa
Heterozygoot: Aa

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Welke genotypen hebben de nakomelingen (kies de letter a) Maak een schema.

Slide 17 - Slide

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 18 - Quiz

Een man met genotype Aa wordt gekruist met vrouw met genotype aa.
Welke nakomelingen met welk %
A
AA en aa beide 50%
B
aa 100%
C
Aa en aa beide 50%
D
Aa 100%

Slide 19 - Quiz

Erfelijkheidsonderzoek

Erfelijkheidsonderzoek gebeurt om te kijken of iemand het allel bezit voor een erfelijke ziekte

  • Bezit je dit allel, maar ben je niet ziek, dan ben je drager van dit allel. Je kunt het dan doorgeven aan je kinderen
  • Eén van de ziekten waar men naar kijkt, is aanleg voor een erfelijke vorm van borstkanker
  • Als een vrouw het allel bezit, moet zij nadenken of zij preventief haar borst wil laten amputeren.

Slide 20 - Slide

Wanneer doe je onderzoek?
  • Het wordt belangrijker om te weten van welke ernstige ziekten je drager bent, op een moment dat je met een partner kinderen wilt krijgen. 
  • Vóór je zwanger bent, kun je genetisch advies inwinnen
  • Mocht duidelijk zijn dat je een verhoogde kans hebt op een kind met een genetische afwijking, dan wordt tijdens de zwangerschap al gekeken of het kind de ziekte krijgt
  • Hiervoor moet prenataal onderzoek gedaan worden (vóór geboorte).

Slide 21 - Slide

Prenatale onderzoeken
  • echoscopie: door geluidsgloven wordt gekeken naar lichamelijke gebreken;
  • vlokkentest: door een beetje placentaweefsel weg te halen, kan chromosoomonderzoek gedaan worden en afwijkingen opgespoord worden.
  • vruchtwaterpunctie: met een naald wordt vruchtwater opgezogen. Hierin zitten cellen van het kind.

Slide 22 - Slide

Vlokkentest:
cellen uit de placenta gezogen. hierin zitten ook cellen van de foetus.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

gevolgen onderzoek
  • Onderzoek kan uitwijzen dat er geen afwijkingen zijn bij het kind. 
  • Op een moment dat er wel afwijkingen zijn, kan besloten worden tot een abortus.

Slide 26 - Slide

Opdrachten maken
29 t/m 32

Slide 27 - Slide