Samenvatting zintuigen

1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Prikkels
Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren. 

- Inwendige prikkels
- Uitwendige prikkels 

Slide 2 - Slide

welke zintuigen kennen we?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Mechanische receptoren
Werking:
  1. Haartjes op de cel worden in beweging gebracht
  2. Deze veroorzaken een impuls door de cel
  3. De zintuigcel geeft neurotransmitter af aan de gevoelszenuwcel

Slide 5 - Slide

Drempelwaarde
De minimale sterkte van een prikkel die nodig is om een impuls naar de hersenen te sturen. 

Slide 6 - Slide

Wat is een adequate prikkel?

Slide 7 - Mind map

Hoe hoor je?

Slide 8 - Slide

Hoe hoor je?

Slide 9 - Slide

BS3: De neus en de tong
In de neus bevindt zich het reukzintuig
Neusholte is bekleed met neusslijmvlies met daarin reukharen (zintuigcellen)

Slide 10 - Slide

Smaakzintuig
1
2

Slide 11 - Slide

De huid 

Slide 12 - Slide

Hoe is je huid opgebouwd?
2. Lederhuid= middelste laag
In de lederhuid zitten:
haarzakjes
talgkliertjes
zweetklieren
zintuigen
bloedvaatjes

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Staafjes

Slide 17 - Slide

Het groter en kleiner maken van de pupil is het pupilreflex.

Slide 18 - Slide

Lens
De lens zorgt (als je geen bril nodig hebt) voor een scherp beeld op het netvlies. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Quiz!
Log in op lessonup!

Slide 22 - Slide

Noem minimaal 1 taak van de huid

Slide 23 - Open question

Opperhuid
Hoornlaag
Kiemlaag
Lederhuid
Talg
Onderhuids
bindweefsel
Bovenste laag vd huid
Bestaat uit dode cellen
Maakt nieuwe huidcellen
Middelste laag
Is vettig
Zit vet in

Slide 24 - Drag question

Pietertje leest een zin in een boek. Hoe stellen zijn ogen scherp op de letters van de zin?
A
De accomodatiespier trekt samen, de lens wordt boller
B
De accomodatiespier ontspant, de lens wordt boller
C
De accomodatiespier trekt samen, de lens wordt platter
D
De accomodatiespier ontspant, de lens wordt platter.

Slide 25 - Quiz

Dit vangen de zintuigcellen in je zintuigen op
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 26 - Quiz

Wat doen zintuigen?
A
Zintuigen zorgen ervoor dat er gecommuniceerd kan worden met de buitenwereld
B
Zintuigen zorgen ervoor dat je kan ademen
C
Zintuigen zorgen ervoor dat je kan praten.

Slide 27 - Quiz

Met welke zintuigcel zie je kleuren?
En waar liggen deze zintuigcellen?
A
Kegeltjes - In het hoornvlies
B
Kegeltjes - In het netvlies
C
Staafjes - In het hoornvlies
D
Staafjes - In het netvlies

Slide 28 - Quiz


Benoem de nummers: 7, 8 en 9
A
7=lens, 8=iris, 9=pupil
B
7=pupil, 8=iris, 9=lens
C
7=lens, 8= accomodatiespier, 9=pupil
D
7=lens, 8= lensbandjes, 9=pupil

Slide 29 - Quiz

Veel mensen hebben op latere leeftijd een leesbril nodig, omdat ze niet meer goed dichtbij kunnen zien. Waardoor komt dat?
A
De ooglens kan niet meer bol genoeg worden.
B
De ooglens kan niet meer plat genoeg worden.
C
De accomodatiespier kan niet meer goed aanspannen.
D
De lensbandjes worden stijf.

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
oogreflex
B
pupilreflex
C
accomoderen
D
accomodatiereflex

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het buitenste vlies van je oog, die je oog beschermt?
A
Vaatvlies
B
Hoornvlies
C
Netvlies
D
Harde oogvlies

Slide 32 - Quiz

Welk vlies in je oog voert voedingsstoffen naar je oog?
A
het hoornvlies.
B
het netvlies
C
het vaatvlies
D
harde oogvlies

Slide 33 - Quiz

Welk onderdeel van het oog bevindt zich op de plek waar de oogzenuw het oog verlaat?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 34 - Quiz

Het oog kan de lens niet boller krijgen, dus de persoon ziet een object dichtbij niet scherp... Hoe nomen we dit?
A
Een lui oog
B
Een dun oog
C
Een bijziend oog
D
Een verziend oog

Slide 35 - Quiz

De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt heet de:
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Drempelwaarde
D
Zintuig

Slide 36 - Quiz

gehoorgang
trommelvlies
gehoorbeentjes
evenwichtszintuig
slakkenhuis

Slide 37 - Drag question

Heeft de neus van een hond een hogere of een lagere drempelwaarde dan jouw neus?
A
Hij is gevoeliger dus een hogere drempelwaarde
B
Hij is minder gevoelig dus een hoger drempelwaarde
C
Hij is gevoeliger dus een lagere drempelwaarde
D
Hij is minder gevoelig dus een lagere drempelwaarde

Slide 38 - Quiz

Hoe noemen we de prikkel waar een zintuig speciaal gevoelig voor is?
A
Zintuigelijke prikkel
B
Zintuigelijke impuls
C
Drempelwaarde
D
Adequate prikkel

Slide 39 - Quiz

Hoeveel verschillende zintuigen liggen er in je huid?
A
2
B
3
C
6
D
4

Slide 40 - Quiz

In welke laag van de huid bevinden zich de zintuigen?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid
D
Onderhuidse bindweefsel

Slide 41 - Quiz