LE 1. les 7 een beweging makkelijker of moeilijker maken.

Lukt het? 
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Lukt het? 

Slide 1 - Slide

Lukt de activiteit? 
De lesgever zal de bewegingsvorm of de organisatie moeten kunnen aanpassen aan het niveau van de deelnemers. Als alle sporters kunnen deelnemen aan de activiteit kun je zeggen de les voldoet aan dit criterium.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen theorie
  • je kent de twee manieren om een bewegingsvorm aan te passen als deze  te makkelijk of te moeilijk is

Slide 3 - Slide

leerdoelen praktijk

  • Je kan het BHU model toepassen 

Slide 4 - Slide

praktijk opdracht LE
Je kan een praktijkvoorbeeld geven van het BHU model. Hierbij biedt jij als lesgever drie bewegingsvormen aan:

1. een basisvorm
2. een herhalingsvorm
3. een uitbreidingsvorm.

Slide 5 - Slide

Het kan voorkomen dat de bewegingsvorm die jij hebt gekozen voor de deelnemers te makkelijk of te moeilijk is om uit te voeren. Als een bewegingsvorm  te  moeilijk is dan lukt het niet en als het te makkelijk is dan leert het niet.

Slide 6 - Slide

Als een bewegingsvorm te makkelijk of te moeilijk is, kun je de bewegingsvorm veranderen. Dit kun je doen door de opstelling van het materiaal  aan te passen of door de opdracht te veranderen.

Slide 7 - Slide

• de opstelling van het materiaal aan passen noemen we een organisatorische aanpassing

• de bewegingsvormen of opdracht aan passen noemen we een inhoudelijke aanpassing

Slide 8 - Slide

organisatorische aanpassing


  • kast hoger maken
  • mat verder weg leggen
  • andere groepsindeling maken
  • meer of minder rondjes lopen
bewegingsvorm aanpassen


  • lay-up met zwakke hand
  • gehoekte salto ipv gehurkt
  • schoolslag met of zonder keerpunt

Slide 9 - Slide

Een veel gekozen manier om de bewegingsvorm aan te passen  aan het niveau van de deelnemers is het zogenaamde BHU-model. Hierbij biedt de lesgever drie bewegingsvormen aan de deelnemers aan:

Slide 10 - Slide

 basisvormen:
• bewegingsvormen die het grootste deel van de groep kan uitvoeren. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op het gemiddelde niveau van de groep.

Slide 11 - Slide

 herhalingsvormen:
• eerder geoefende bewegingsvormen die een aantal SB-deelnemers moeten herhalen, omdat deze SB-deelnemers de betreffende bewegingsvormen nog niet beheersen. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op SB-deelnemers die onder het gemiddelde niveau blijven.

Slide 12 - Slide

uitbreidingsvormen:
•  bewegingsvormen die moeilijker zijn dan de basisvorm en die een uitbreiding vormen voor een aantal SB-deelnemers dat de basis al beheerst. Dit zijn bewegingsvormen die gericht zijn op SB-deelnemers die boven het gemiddelde niveau zitten.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Opdracht: Hierna zie je een aantal ‘basisvormen’ van vaardigheden. Kies bij elke vorm een ‘herhalingsvorm’ en een ‘uitbreidingsvorm’ (zie voorbeelden).




1 Basketbal: lummelvorm 4 tegen 1.
2 Zwemmen: rechtstandige sprong na aanloop op duikplank.
3 Turnen: vrije handstand op mat.
4 Grondvormen van bewegen: touwklimmen (uit stand naar boven en naar beneden).

Slide 15 - Slide

Differentiëren
Het voorgaande kunnen we gebruiken om oefeningen aan te passen als het niet lukt. 
We kunnen dit model ook gebruiken om drie niveaus binnen een groep aan te bieden zodat iedere sporter op zijn/haar niveau kan bewegen en we rekening houden met de individuele verschillen binnen de groep. 

Slide 16 - Slide

Wat in de voorgaande slide is beschreven noemen wij differentiëren. In de volgende leereenheid staat het aanleren van een beweging centraal en gaan wij hier uitgebreider op in.

Slide 17 - Slide

praktijk opdracht LE
Je kan een praktijkvoorbeeld geven van het BHU model. Hierbij biedt jij als lesgever drie bewegingsvormen aan:

1. een basisvorm
2. een herhalingsvorm
3. een uitbreidingsvorm.

Slide 18 - Slide

J

Slide 19 - Slide