U4L4 Reading 2

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Routine week 6.2

• Toilet & waterfles
• Telefoons in hotel
• Laptops op tafel opstarten
• Boek op tafel
• Agenda op tafel
• Pen/potlood/markeerstift
• Zitten
• Startopdracht  Irregular verbs 46-60

Targets (extra/traineeship)

• I know the words of Unit 4L2-3-4 by heart
• I can use listening strategies in order to answer questions about what I have heard
  
• I know how and when to use the Past Simple vs Past Cont.  (Revision Lesson 2)
• I know the irregular verbs 46-60 by heart
  
• I have studies the expressions U4L3

Homework for 3rd lesson this week

• Study Irregular verbs 46-60
  
• Learn listening strategies
• Study PaS vs PaC
• Study Expressions U4L3
• Ex: 2-4 Voca (online)
• Ex: 7-8 Grammar (online)
• Ex.9-10-12 Reading (book)

The Past Simple (ed/2e rijtje)

Deze heeft een verledentijdsbepaling

 & 

The present Perfect

(have/has + voltdw)

Deze heeft geen verledentijdsbepaling.  

Het resultaat is zichtbaar

The Past Perfect

(had + voltdw)

Dit vond plaats voor  een moment in het verleden

00:40

Wanneer en waar werd Bob Marley geboren?

1. Jamaica 5-2-45
2. Jamaica 6-2-45
3. Kingston 6-2-54
4. Kingston 5-2-52

00:53

Wanneer kwam zijn eerste song uit?

1. 1965
2. 1963
3. 1962
4. 1961

01:13

Hoe heet de band die Bob Marley opricht?

01:28

Hoe heet hun debut album?

04:29

Waarom werd Marley neergeschoten?

06:32

In welk jaar overleed Bob Marley?

Past Simple PaS (vt)

* - ed of 2e rijtje onregelmatige werkwoorden

* Er staat een VT-bepaling in de zin (yesterday - last week)

e.g.

I broke my leg yesterday.

I learned to cook when I was young.

Past Continuous (PaC) (vt)

To be + ww + ing

(am - is - are)(was & were)

* was  iets "aan het" doen 

* was  je aan het ergeren

e.g.

I was walking to school when I saw John.

past simple vs past continuous

Vul de present continuous in:
She ______ (to walk)

Vul de present continuous in:
They _______ (to work)

Every morning, we ________ (to walk) the dog around the block

Even though it _________ (to rain) now, we always __________ (to cycle) to school.

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Simple vorm?

1. werkwoord + (e)d
2. werkwoord + ing
3. werkwoord + was/were +ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past continuous vorm?

1. werkwoord + ed
2. werkwoord + ing
3. werkwoord + was/were +ing
4. was/were+ ww+ing

Past Simple vs Past Continuous:

They didn't phone us at all

1. Past Simple
2. Past Continuous

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Continuous vorm?

1. werkwoord + (e)d
2. werkwoord + ing
3. was/were + werkwoord + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Simple vorm?

1. werkwoord + (e)d of onregelmatig vorm 2
2. werkwoord + ing
3. was/were + ww + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Simple vorm?

1. werkwoord + (e)d of vorm 2
2. werkwoord + ing
3. was/were + ww + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Simple vorm?

1. werkwoord + (e)d of tweede rijtje onregelmatige werkwoorden
2. werkwoord + ing
3. was/were + ww + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past continuous vorm?

1. werkwoord + (e)d of vorm 2
2. werkwoord + ing
3. was/were + werkwoord + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past continuous vorm?

1. werkwoord + (e)d of tweede rijtje onregelmatige werkwoorden
2. werkwoord + ing
3. was/were + werkwoord + ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Hoe zet je een werkwoord in de Past Continuous vorm?

1. werkwoord + (e)d
2. werkwoord + ing
3. was/were + werkwoord -ing
4. werkwoord + t

Past Simple vs Past Continuous:

Kimberley went to the cinema.

1. Past Simple
2. Past Continuous

Past Simple vs Past Continuous

She was walking home at night

1. Past Simple
2. Past Continuous

Past Simple vs Past Continuous:

She was walking home at night

1. Past Simple
2. Past Continuous

Past Simple vs. Past Continuous

They .... (sleep) when we .... (hear) something

1. was sleeping - heard
2. were sleeping - heard
3. slept - was hearing
4. slept - were hearing

Past Simple vs. Past Continuous

They .... (talk) when we .... (hear) something

1. was talking - heard
2. were talking - heard
3. talked - was hearing
4. talked - were hearing

Past Simple vs Past Continuous

He went to the cinema.

1. Past Simple
2. Past Continuous