Trema, apostrof, accent en cedille 19 september

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

.

Kijkvraag: trema 

1. Waar moet de trema? 

0

Zeeen.
Waar moet hier het trema?

1. Eerste E
2. Tweede E
3. Derde E
4. Er moet geen trema worden geplaatst

Reeel. Waar moet hier het trema?

1. Eerste e
2. Tweede e
3. Derde e
4. Er moet geen trema

Een trema gebruik je alleen bij een klinkerbotsing

1. ja
2. nee

Een trema gebruik je ook bij samenstellingen

1. Ja
2. Nee

Kijkvraag: apostrof

Noem de 5 gevallen wanneer je een apostrof gebruikt. 

1. als je letters weglaat 

2. om verkeerde uitspraak te voorkomen 

3. op de plaats van een weggelaten bezits-s

4. In afleidingen('er), verkleinwoorden en meervouden van letter- en cijferwoorden 

5. bij verkleinwoorden op Y 

Wanneer gebruik je een apostrof? Noem vijf gevallen

Kijkvraag: accenten

1. Hoe noemen we de é?
Hoe noemen we de è?
Hoe noemen we de ê?

2. Hoe noemen we de ç?

3. Waarvoor gebruiken we de accent aigu?

4. Waarvoor gebruiken we de cedille? 

4.

Hoe noemen we de é?

Hoe noemen we de è?

hoe noemen we de ê?

Wanneer gebruiken we de accent aigu?

Om een klemtoon uit te spreken 

Waarvoor gebruiken we de cedille?

Wat is de juiste spelling?

1. móoi!
2. móói!
3. móóí!

Kijkvragen: sommige(n)?

Wat is het verschil tussen zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk gebruikte telwoorden? 

Wanneer gebruik je een -n? 

Wanneer gebruik je zonder-n?

Wat is het verschil tussen zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk gebruikte telwoorden?

Bij zelfstandig gebruikte telwoorden kun je achter het telwoord geen zelfstandig naamwoord invullen. Bij bijvoeglijk gebruikte telwoorden kan dat wel. 

Wanneer gebruik je een -n?

Wanneer gebruik je géén -n?

Opdracht voor nu:

Maken: opdracht 1 en 2 pagina 68 en 69

10 min  

huiswerk voor morgen: 

Lezen pagina 35. Maken opdracht 6 en 8 pagina 37 - 38. 

huiswerk voor donderdag: 

Lezen pagina 246-247. Maken opdracht 1 en 2 pagina 247 - 249

Toets:

Volledige werkwoordspelling
De brug
Spelling H1 en 2 

Wat hebben we vorige les gedaan?

Wanneer gebruik je een n in 'sommigen'?

Wanneer gebruik je géén n in sommige?

Wanneer gebruik je een apostrof?

Hoe spel je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

Hoe weet je of een voltooid deelwoord eindigt op een d of een t?

Hoe weet je of je iets met een d of een t moet schrijven in de PVTT?

Nu: 

Oefening 1 tm 3 pagina 68 - 69. 

Klaar?

Oefening voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Oefening voltooid deelwoorden en PVVT 
Oefening Engelse werkwoorden

Ga naar pagina 266 

Lees de theorie. Maak opdracht 1 t/m 3 (15 min)