Samenvatting van de lessen
Verschil tussen gezegdes:
Een werkwoordelijk gezegde beschrijft een actie die iemand doet, t
Een naamwoordelijk gezegde aangeeft wat iemand is,
Bijvoorbeeld: Hij is boos -> is boos is het naamwoordelijk gezegde
Koppelwerkwoorden: zijn - worden - blijven - blijken - lijken - schijnen - heten - voorkomen
Dit zijn werkwoorden die het onderwerp aan een toestand of eigenschap koppelen.
Deze koppelwerkwoorden zijn belangrijk om een naamwoordelijk gezegde te herkennen.
Zinsontleding: Leer hoe je zinnen kunt ontleden door de persoonsvorm te vinden en zinsdelen zoals onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp te benoemen.
Huiswerkopdracht: Werk samen met een klasgenoot om het huiswerk na te kijken en zinnen juist te verdelen in zinsdelen. Gebruik het antwoordenmodel om je werk te controleren.