This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
betoog
Na deze les weet je wat een betoog is en
hoe een betoog is opgebouwd.
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Aan het einde van de les...
...kun je het doel van een betoog uitleggen;
...kun je de opbouw van een betoog uitleggen;
...kun je een standpunt en een argument juist noteren.
Slide 3 - Slide
Betoog
In een betoog geeft de schrijver zijn mening --> standpunt innemen.
Dit standpunt noteert hij/zij al in de inleiding van je betoog.
Slide 4 - Slide
Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
Een anekdote
D
Een recensie over een film
Slide 5 - Quiz
Betoog
Het tekstdoel = overtuigen.
De schrijver overtuigt de lezer van zijn standpunt.
Elke alinea begint met een argument
dat verder uitgewerkt wordt in de alinea.
Slide 6 - Slide
Wat is een kenmerk van een feitelijk argument?
A
Het is fictie
B
Het is controleerbaar.
C
Veel mensen zijn het hiermee eens.
Slide 7 - Quiz
Onderbouwing
Je argument moet worden onderbouwd.
Stelling: De leeftijdsgrens voor alcohol moet naar zestien jaar.
Argument: 'Jongeren moeten de kans krijgen te leren omgaan met drank'.
Onderbouwing: Iedereen die een beetje nadenkt weet dat jongeren graag willen doen wat hun wordt verboden. Jongeren moeten de kans krijgen om te laten zien dat ze kunnen omgaan met alcohol. Dat zal misschien niet altijd goed gaan, maar daar leren ze van. Wanneer het hun verboden wordt, zullen ze ook niet leren hoe ze er verantwoordelijk mee kunnen omgaan. Sterker nog, het zal waarschijnlijk leiden tot ongeremd drankmisbruik. Jongeren kunnen deze verantwoording echt wel aan.
Slide 8 - Slide
In de Tweede Kamer komen betogen regelmatig voor.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Onderbouwing
Tips voor een sterk betoog
Varieer in het gebruik van signaalwoorden
bovendien / daarnaast / als derde argument / tot slot
hierdoor / waardoor / zodat / om die reden
De argumenten mogen geen overlap vertonen.
De argumenten mogen elkaar niet tegenspreken.
De alinea-indeling is correct.
De opbouw is logisch.
Sterkste argument eerst of juist niet?
Slide 10 - Slide
Opbouw
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Slot (herhaling standpunt)
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Argument 3 & uitwerking
Tegenargument en weerlegging
Slot (herhaling standpunt en uitsmijter)
Slide 11 - Slide
Titel
De titel bedenkt de schrijver vaak als laatste.
De titel moet scherp en helder worden geformuleerd.
Het standpunt kan nooit de titel zijn! (goed onthouden)