Dag 2 - 2D

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Je leert nieuwe woorden bij  
thema 5: Houden van en Verliefd 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Slide

de invloed
  • iets wat gevolgen heeft
  • macht
  • Effect op iets of iemand hebben
  • Zin: Ik neem invloed op mijn Nederlands leren door goed mijn best te doen.
  • Zin: Hij heeft veel invloed op het gedrag van dat meisje.

Slide 2 - Slide

invullen
  • gegevens op een formulier invullen
  • Zin: Ik vul de antwoorden van mijn toets in.
  • Zin: We gaan onze vakantieplannen invullen.

Slide 3 - Slide

lachen
  • om een grap 
  • als we blij zijn
  • Zin: Hij lacht altijd heel hard.
  • Zin:  Lachten is heel gezond voor iedereen!

Slide 4 - Slide

het liefdesverdriet
  • het verdriet dat je voelt als je vriend of vriendin niet meer  verliefd op je is
  • het doet 'pijn' : physiek of mentaal (lichamelijk/ geestelijkl)
  • Zin: Door liefdesverdriet kon zij niet meer slapen.

Slide 5 - Slide

de liefste
  • iemand die het allerliefst is voor jou
  • Zin: Ik vind mijn hond de liefste.
  • Zin: Zij is voor mij de liefste vriendin.

Slide 6 - Slide

de maand
  • een jaar heeft 12 maanden
  • een seizoen heeft 3 maanden
  • Zin: Ik ben jarig in de maand mei.
  • Zin:  Ik vind de zomermaanden het fijnst.

Slide 7 - Slide

de opvatting
  • een idee, een mening
  • wat je vindt, je gedachten over iets.
  • Zin: De opvattingen van die mensen zijn heel onaardig.
  • Zin:  Naar mijn opvatting is het goed om Nederlands te leren.

Slide 8 - Slide

passen
  • kleren aantrekken die goed zitten
  • Zin: Die broek is te klein voor mij, die past echt niet.
  • Zin:  Die kast past precies op die plek.

Slide 9 - Slide

Bij liefdesverdriet voel je je ................
en eet en slaap je slecht.
A
gezellig
B
stoer
C
verdrietig
D
vrolijk

Slide 10 - Quiz

Waar is de betekenis van "invloed" goed gebruikt?
A
Ik wil mijn toets goed invloeden.
B
Hij vloedt de formulieren goed in.
C
Regen is van grote invloed op de hoeveelheid leerlingen in de klas.
D
Zij invloeden hem slecht.

Slide 11 - Quiz

Wat is juist?
A
Ik vul het in - ik vulde het in - ik heb het ingevuld
B
Ik vul het in - ik vulde het in - ik ben het ingevuld
C
invullen is een scheidbaar werkwoord
D
Hij heeft een goede invulling op haar.

Slide 12 - Quiz

Waar klopt het woord opvatting?
A
Zijn opvattingen zijn heel negatief.
B
Ik opvat dat heel positief.
C
Ik wil het niet verkeerd opvatten.
D
Hij vatt dat heel goed op.

Slide 13 - Quiz

De ................ van hun zijn heel duidelijk.

Slide 14 - Open question

Mijn ............... op de les is heel klein.

Slide 15 - Open question

Hij heeft het uitgemaakt en nu heeft zij ........................

Slide 16 - Open question

Mohamad ............. zijn toets helemaal goed ............

Slide 17 - Open question

Maak een zin met:
opvatten / ik

Slide 18 - Open question

Maak een zin met:
invloed / opvatting / hij

Slide 19 - Open question