YV6-TH1-BS3

Vertering
Thema 1
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vertering
Thema 1

Slide 1 - Slide

BS2 Het verteringsstelsel
Leerdoelen:
  • Je kunt de bouw, werking en functies van de verteringsorganen van de mens beschrijven.
  • Je kunt de relatie tussen bouw en functie uitleggen.
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen organen en orgaanstelsels van de mens en van andere eukaryoten.
 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is homeostase?

Slide 4 - Open question

Homeostase
Het in stand houden van het inwendige milieu, bij een veranderend uitwendig milieu.
Verschillende orgaansystemen werken samen om het lichaam in homeostase te houden.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Uitstapje biochemie
Degenen met scheikunde weten dit natuurlijk maar al te goed! Op de vorige slide staat van klein naar groot hoe organismen (en hun voedingsstoffen) opgebouwd zijn. 
De drie genoemde macromoleculen zijn de belangrijkste macromoleculen in onze voeding en deze moet je onthouden!

Slide 7 - Slide

Eiwit
Koolhydraat
Vet
Brandstof
Bouwstof
Reservestof

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Assimilatie en dissimilatie
Twee woorden die je goed moet onthouden.
Assimilatie = opbouwen
Dissimilatie = afbreken

Assimilatie kost energie,
dissimilatie levert (meestal) energie op.

Slide 11 - Slide

Welk macromolecuul heeft de hoogste verbrandingswaarde?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraat
D
DNA

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Verteringsstelsel
Zie binas 82C voor wat je niet meer hoeft te leren (want dat staat in je binas). Je moet wel begrijpen wat al deze structuren en organen doen en wat ze met elkaar te maken hebben.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

In welke Binas tabel(len) vind je de verteringssappen en enzymen?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Transport
** Met transport wordt het verplaatsen van (voedings- /afval)stoffen over de celmembraan bedoeld. **
- Actief transport: Kost energie! Gebeurt met eiwitpoortjes in de celmembraan. 
- Passief transport: Geen energie.
- Osmose, alleen water. Kan wel transport van voedingsstoffen makkelijker (minder energie kostend) te maken.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Enzymen
Onthoud: Sleutel-slot. Één enzym heeft één substraat.

pH is zuurgraad - T is temperatuur. 

Denaturatie is onomkeerbaar, denk maar aan een eitje bakken. Het eiwit wordt hard en wit en kan nooit meer vloeibaar en doorzichtig worden.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Binas 82C
In voorgaand plaatje zag je ook nog hoe de darmwandcellen er uit zien, die staan niet in Binas. Onthoud dus goed dat ook op de cel zelf nog oppervlaktevergroting is door die microvilli (vingervormige uitstulpingen)!!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Alvleesklier
De verteringssappen die de alvleesklier produceert, komen terecht in de twaalfvingerige darm.

Over de endocriene functie van de alvleesklier hebben we het reeds gehad.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Leverslagader
Poortader
Leverader
Voedingsstofrijk
Zuurstof-rijk
Naar het hart
Vanaf het hart
Zuurstof-arm
Zuurstof-arm

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Slide

Ureum en bilirubine
Ureum is gemaakt van afvalproducten van eiwitafbraak; stikstof/ammonium. Dit mag namelijk niet ophopen in het lichaam! Ureum wordt uitgescheiden door de nieren.

Bilirubine is een afvalproduct van hemoglobine. Dit geeft ontlasting de bruine kleur. Als de lever niet goed werkt, hoopt bilirubine op in het lichaam en word je geel: geelzucht.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Samenvatting Lever
In het volgende filmpje een duidelijke samenvatting van alle belangrijke dingen die je van de lever moet kennen. Je kunt een klein stukje overslaan.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Slide

De nieren en de homeostase van het bloed
Ieder volwassen mens heeft zo'n 5L bloed. Dit is voor een groot deel water. Je kunt je dan natuurlijk voorstellen dat de nieren, die 'beslissen' hoeveel water je uitplast, van grote invloed zijn op het volume van het bloedplasma. Als je veel drinkt, neemt je bloedvolume toe, waardoor je bloeddruk verhoogt. Als je bloeddruk te hoog is, gaan je nieren harder werken om meer water uit je bloed uit te scheiden.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide